Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Een klein beetje. Mijn moeder komt uit een cultureel gezin uit Amsterdam waar veel naar klassieke muziek werd geluisterd en gespeeld. Met mijn grootvader bezocht ik concerten en met mijn ouders bezochten we op vakantie in Zuid-Frankrijk wel altijd musea, zoals de Fondation Maeght, het Picasso museum en de kapel van Matisse. Mijn vader keek altijd nieuwsgierig naar de wereld en kon pakkende vragen stellen over kunst: hij was bijvoorbeeld een enorme Anselm Kiefer fan, hij had daar een bepaald gevoel bij, dan ging hij diep in op dat werk, dat is gemaakt tegen de achtergrond van de oorlog. Maar hij kocht ook Rita Ackermann bij een bevriende galerie, dat vond hij geweldig. Maar het was door mijn Oom Jan en Tante Jet dat ik echt betoverd werd door kunst: zij waren verzamelaars, zij kochten o.a. veel Cobra. Oom Jan was notaris in Amsterdam en verzamelde met zijn vrouw Jet, die in de politiek zat, kunst. Hij zat in het bestuur van het Cobra Museum, en zag als notaris veel inboedels. Hij verzamelde ook heel fanatiek vazen van Brantjes.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Ik was nieuwsgierig geworden naar de kunstwereld en bezocht in 1982 – samen met mijn moeder en een middelbare schoolvriendin – documenta 7, waar Rudi Fuchs artistiek directeur van was. Daar zag ik het 7000 eikenbomen project van Joseph Beuys (7000 Eichen), schilderijen van Gerhard Richter, installaties van Joan Jonas en Donald Judd, foto’s van Cindy Sherman. Je kunt het niet geloven als je de lijst met kunstenaars ziet die daar toen in zaten, een totaaloverzicht van alle grote namen. Ik was totaal verpletterd en dacht: ik wil gaan begrijpen wat deze mensen te zeggen hebben. Ik begreep er niets van, waarom die man die bomen liet planten. Ik had geen idee. Voor mij is kunst dat ook altijd: er is iets wat ik niet begrijp en ik wil daar meer van weten.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik heb tijdens mijn studie stage gelopen bij Maria Chailloux. Ze had een impresariaat voor kunstenaars. Dat was erg leerzaam. Voor mijn afstudeerproject maakte ik samen met haar een tentoonstelling in het Gemeente Museum Arnhem met een Italiaans-Frans echtpaar woonachtig te Bordighera, Italië: Rudolphe Banet en Anna Filangeri. Daarna kwam ik via studenten van de Rijksakademie die in Düsseldorf woonden te werken voor een kunsteditie uitgeverij waarvoor ik de naam heb verzonnen: Chaos editions. We maakten edities met Walter Dahn, Franz Erhard Walther, Jörg Immendorff etc. In 1991 ontmoette ik Diana Stigter, en hebben wij in 1992 samen Bloom Gallery opgericht. Het waren interessante jaren waarin veel gebeurde en alles nog erg onschuldig was.
In 2000 is de Annet Gelink Gallery gestart, in het pand waar we nog steeds zitten, een fantastische ruimte waar we alweer 133 shows hebben gemaakt! Van groot belang is mijn team: mijn gallery director Floor Wullems die al 20 jaar bij mij werkt is mijn grote steun en toeverlaat. We spreken veel over de ontwikkeling van de galerie en de kunstenaars, dat is heel erg belangrijk voor mij. Ook Nadine, Estelle, Boyd, Giovanni, Koen en Wouter zijn onmisbaar om de kunstenaars die we vertegenwoordigen zo goed mogelijk te begeleiden bij hun carrière. Verder heb ik al jaren een mentor: Marc Blondeau, een legende in de internationale kunstwereld.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Sinds de oprichting in 2000 richt de galerie zich op het werk van grensverleggende kunstenaars in een verscheidenheid van media. Het primaire doel van de galerie is het tonen van nieuwe tendensen en jong talent, gericht op zowel Nederlandse als internationale kunst. De projectruimte van de galerie, The Bakery, dient als springplank voor jonge en opkomende kunstenaars.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Dat ik elke dag met iets bezig ben wat me verwondert en verrast. Kunst is van levensbelang voor mij. Vooral de ontwikkeling van de kunstenaars waar we al jaren mee werken en die wij voor het eerst tentoongesteld hebben – zoals Yael Bartana. Ryan Gander, David Maljkovic, Meiro Koizumi, Sarah van Sonsbeeck, Antonis Pittas en Sarah Pichlkostner – maakt me erg blij en trots dat ik dit alles met hen mag doormaken. Maar ook het vertegenwoordigen van de nalatenschap van Ed van der Elsken en Robby Müller is een groot geschenk.
Ik was ontroerd bij de overzichtstentoonstelling van Yael Bartana in Berlijn, waar ik werken zag over een periode van twintig jaar, waar ik ook bij betrokken was. Bij Wiels moest ik daarentegen juist weer lachen, om de overzichtstentoonstelling van Erik van Lieshout. Met Van der Elsken werk ik al 25 jaar, al tijdens Bloom Gallery, en was ik vooral trots bij het grote overzicht in het Stedelijk Museum in 2017 en onlangs nog, in het Rijks.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Met Metro Pictures, helaas net gesloten, dat door twee vrouwen is opgericht. Ik was voor David Maljkovic op zoek naar een galerie in New York, en zij hadden een uitstraling dat ze weliswaar met hele grote kunstenaars werkten maar dat ze niet alleen voor het geld gingen – maar echt voor de kunst. Ze hadden veel kunstenaars die ik had willen tonen, zoals Longo, Kippenberger, Daniels, Sherman.
Friedrich Petzel ken ik al vijfentwintig jaar, we zijn in dezelfde tijd begonnen; hij vertegenwoordigt Yael Bartana en Rezi van Lankveld. Het gaat er bij een samenwerking ook om wat je elkaar gunt, hoe je de carrière van de kunstenaar samen verder brengt in plaats van elkaar tegenwerkt.
Ook ben ik fan van Greene Naftali. We zijn twee jaar geleden begonnen te werken met videokunstenaar Steffani Jemison. Die komt in november in een show bij ons; ik ken haar door shows in het Stedelijk en De Appel. Ze had nog geen galerie in Europa, was wel door veel instituten opgenomen in Amerika, maar verzamelaars kenden haar werk nog niet. Greene Naftali gaat een show doen die opent in een paar weken van oudere films die hier in NL al grotendeels te zien zijn geweest en zij toont bij ons nieuwe werken.
Daarnaast delen we kunstenaars met galeries als Mujin-To Production, Taka Ishii, Anton Kern, Howard Greenberg, Kurimanzutto, Tanya Bonakdar, Corvi Mora, Sprüth Magers, Massimo Minini, Case Chiuse Paola Clerico, Lehmann Maupin, Esther Schipper, Lisson Gallery.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Sarah Sze is een Amerikaanse kunstenaar, die ik al op mijn netvlies had toen ik mijn galerie opende. Ik wilde werken met kunstenaars die wat deden met de galerie ruimte, met installaties, om zelf de ruimte ook beter te leren kennen. Ik had haar leren kennen op Manifesta, ik vond haar fascinerend, maar haar Amerikaanse galerie wilde niet dat ik haar toonde.
Iedereen die hier in de galerie komt, moet verrast worden. Ik heb geen specifieke voorkeur voor genres, dus in de lijst namen – Bruce Nauman, Joan Jonas, Alice Neel, Rineke Dijkstra, Marlene Dumas, Steve McQueen, Alberto Giacometti, Joan Mitchell, Matthew Barney. En dus ook Sarah Sze – zitten alle genres. Ik werk met mensen die iets aan mijn vocabulaire toevoegen, die mij verrassen, en dan maakt het genre niet uit. Ik zoek naar het gevoel wat Keith Jarret me geeft als ik naar zijn Köln Concert uit 1975 luister. Ik kan er altijd naar luisteren, want ik hoor steeds iets anders. Of, zoals mijn glasman altijd zegt: ‘De onzichtbare wereld zichtbaar maken.’
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Het is veel conservatiever geworden. Mensen zijn bang op dit moment, wat niet raar is, gezien wat er allemaal gebeurt in de wereld. Ik zie dat ook op de academies. Er is weinig ruimte voor experiment, omdat dat niet verkocht wordt, men wil veiligheid. Op Basel was het dit jaar ook weer 80% schilderijen, die maken weer furore.
De tijd gaat te snel voor een goede ontwikkeling van kunst. Alles heeft zijn tijd nodig. Maljkovic zei bijvoorbeeld toen de Corona tijd begon: ik wil niet tentoonstellen nu, ik wil alleen schilderen. Die is zich echt op zijn kunst gaan richten, niet op het tonen ervan in de galerie of op Instagram. Mensen willen alles te snel, en ze willen te veel. Door de zap-cultuur op Instagram is de aandachtspanne veranderd, korter geworden. Ze hebben geen rust meer voor dingen. Door Corona was er gelukkig de tijd om goed te kijken en luisteren.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ook hier: alle genres Ik koop altijd aan het begin van de carrière van kunstenaars, anders kan ik het niet meer betalen! En ik heb veel werk van mijn eigen kunstenaars gekocht, en veel videowerk. Verder: John Bock, Diane Arbus, Douglas Gordon, Steve McQueen, Harmony Korine, Rita Ackermann, Thomas Bayrle, Rineke Dijkstra, Jon Pylypchuk, David Shrigley, Josh Smith...
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Ja, we hebben veel tijd gehad om na te denken of we de dingen ook anders kunnen doen. Dat vele reizen was totaal ongezond. We investeren nu in onze online platforms en in uitwisselingen met buitenlandse galeries. Door de rust die er was ontstaan, hebben we weer meer ruimte om terug te gaan naar de inhoud, en onze contacten met onze kunstenaars en verzamelaars weten te verdiepen.