Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ik ben in een warm gezin opgegroeid. Er werd thuis veel gemusiceerd, aan tafel zongen mijn zussen nummers van onder meer Boudewijn de Groot, Crosby Stills Nash & Young en (tweestemmig) Simon & Garfunkel, mijn vader speelde gitaar en vroeger trompet en drums, en mijn oudste zus speelde klarinet. In de boekenkast stond de Encyclopedie voor de vrouw en een roman van Konsalik, beide nooit ingekeken. En dat was het wel wat ik van huis meekreeg op het gebied van cultuur. Wel reisden we elke zomer met zijn zessen in de auto naar Frankrijk, Duitsland of Italië, en daar werden culturele bestemmingen opgezocht. Het Paleis van Versailles maakte grote indruk op mij. Mijn jeugd bestond voornamelijk uit voetballen met vriendjes, en tekenen.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Door een vriendinnetje. Toen ik startte met mijn studie Sociologie ontmoette ik een meisje dat voor wat nu de Willem de Kooning Academie heet naar Rotterdam was gekomen. Binnen drie weken woonden we samen en ‘doorliep’ met haar op afstand de Academie. Ik luisterde ademloos naar haar anekdotes over levens van kunstenaars, leerde veel kunststudenten kennen, ging naar feestjes en exposities en studeerde ik voor mijn tentamens in Boijmans van Beuningen, pal tegenover mijn studentenhuis. Ik switchte naar S&O Psychologie in Leiden, maar bleef in Rotterdam wonen en raakte steeds meer geïnteresseerd in hedendaagse kunst.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Mijn eerste ‘galerie’ was een voormalige aankondigingsvitrine aan het roemruchte Café De Schouw, op de Witte de Withstraat. Hier startte ik mee in 2001, met elke week een presentatie van een werk dat op uitnodiging specifiek voor De Aanschouw is gemaakt. Elke week, of het nu Oud & Nieuw was of Kerst: de opening van De Aanschouw ging door. Dit is ook een beetje mijn leerschool geweest in het kijken naar en installeren van kunst. In 2012 gaf ik na ongeveer 600 exposities het stokje door en nog steeds is De Aanschouw een feit: meer dan 1000 tentoonstellingen verder. Daar ben ik nog altijd trots op. Ook organiseerde ik tien zomers lang kunstveilingen die steeds het sluitstuk van het kunstfestival ‘De Wereld van de Witte de With’ vormden, met kijkdagen in TENT, het RO-theater en het Nederlands Fotomuseum. Dit om het project draaiende te houden zonder subsidies en inkomsten.
Na mijn afstuderen ben ik wat rond gaan kijken. Mijn eerste baantje was assistent locatie-manager voor een film. Heel toevallig over een kunstenaar. Ik trok dat filmwereldje niet goed. Kort daarna werd ik via een vriend uitgenodigd voor een gesprek bij de Hogeschool Bouwkunde. Een baan als docent had ik nooit voor ogen gehad. Ik ben daar min of meer ingerold, en geef nog altijd twee dagen per week les. Ik kan dit goed combineren met het galeriehouderschap, heb daar fijne collega’s en een inspirerend contact met studenten. Al geef ik toe dat de focus op het runnen van de galerie mijn uiteindelijke voorkeur heeft.
Van 2005 tot 2010 was ik deel van een driemanschap in een cultureel bedrijf: De Kunstsuper, in Delfshaven. Met een van hen, Leo de Bie, startte ik de galerie in 2010 in haar huidige vorm, in de centraal gelegen Van Speykstraat. Dat de galerie mijn naam draagt, vloeide voort uit onze onderlinge rolverdeling.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Met het profiel op onze website, zoals ik dit ooit omschreef, ben ik het nog steeds eens. Ik hecht veel waarde aan het idee achter het werk, maar het begint met een sterk beeld, om naar het verhaal te willen luisteren. De kunstenaars hebben een grote vaardigheid, zijn gedreven, en zijn prettige mensen om mee samen te werken. Dat vind ik heel belangrijk, dat je ook echt contact hebt en dat je samen groeit. Veel kunstenaars in ons programma hebben een link naar architectuur, maar zeker niet alle. Ik krijg vaak te horen dat het werk erg divers is. Met name in zomertentoonstellingen, waar veel van de kunstenaars samen worden gepresenteerd, zie ik dan toch de lijnen in het programma en dat van het publiek. Ik kies vanuit de onderbuik en achteraf begrijp ik mijn keuzes beter. In 2015 werd de galerie uitverkozen tot galerie van het jaar. Bij deze verkiezing zet ik zelf mijn vraagtekens, maar één uitspraak van de jury vond ik toch spot on en mooi om terug te krijgen: ‘Kunst mag rauw, schurend en maatschappijkritisch zijn’.
Met veel van de kunstenaars heb ik een lange relatie. Het programma is in de tijd veel internationaler geworden. Recent zijn er drie nieuwe kunstenaars toegetreden en daar ben ik heel erg blij mee. De Vlaamse kunstenaar Pieter jan Martyn is de eerste van dat drietal die nu een solo in de galerie heeft. De andere twee volgen snel met hun introductie-tentoonstelling.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Dat ik mag kiezen waar het publiek mee wordt geconfronteerd. Dat deze keuze voor kunstenaars en hun werk mensen inspireert en nieuwe ideeën meegeeft, en mogelijk de wereld vanuit een nieuw perspectief doet beleven als ze de galerie verlaten. Met of zonder nieuw werk ‘onder de arm’ voor thuis. Het maken van exposities geeft mij creatieve voldoening. Mooi is ook de enorme variatie aan mensen die ik door mijn vak mag ontmoeten en een band mee opbouw. Zowel van de makers kant, de kopers kant als die van ‘passieve’ liefhebbers.
Het internationale aspect vind ik ook erg aantrekkelijk. Zo heb ik de afgelopen maanden intensief ‘gezoomd’ met galeriehouder en curator Carl Berg van PRJCtLA en kunstenaar David DiMichele over een tentoonstelling in hun thuisstad Los Angeles. Het samen cureren van een show met tien Nederlandse en tien kunstenaars uit L.A., daar straks naartoe gaan en samen installeren, en ervaren wat een lange tijd slechts in onze hoofden bestond. En dan daar onze Nederlandse kunstenaars – samen met hele goede lokale kunstenaars – presenteren aan het publiek in Los Angeles, dat lijkt mij geweldig. Dat deze expositie in 2022 in de planning staat om in Rotterdam te presenteren zal het een dubbel feest maken!
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik heb bewondering voor het lef en eigenzinnigheid van bepaalde collega’s; in de stappen die zij zetten, en de nieuwe paden die zij onderzoeken. Zoals Yvonne Jong van Root Gallery in Rotterdam; onlangs verhuisde zij vanuit de Zwaanshals in Rotterdam naar een mega-ruimte in de Robert Fruinstraat. Nog niet gezien, maar heel benieuwd. En ik zie uit naar Art Rotterdam, ook om collega’s weer te zien en spreken. Een aantal collega’s bel ik wat vaker voor raad, zaken voor te houden en ideeën mee uit te wisselen. Majke Husstege vaak als eerst, ook om gewoon even mee te kletsen...
Bij Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo van MKgalerie op de Witte de Withstraat ging ik vroeger altijd langs voor advies en raad. Ik beschouwde hen als mijn mentoren. Ik koester Emmo’s bewerkte Thonet-stoeltje bij mij in de galerie. Heel tragisch hoe zij zo plots uit het leven zijn gegrepen. Hans Sonnenberg, meneer Delta, was op een bepaalde manier ook een voorbeeld, al kan ik niet in zijn schoenen staan. Zoals ik nog altijd werk voor de Hogeschool, zo werkte hij nog lange tijd door als cargadoor, naast zijn galeriehouderschap. Ik was bij zijn toespraak in 2000 in Boijmans, toen hij vijftien schilderijen van o.a. Schoonhoven en Basquiat (die met de kroontjes) toezegde aan de collectie. Meneer Delta zei: ‘Jullie museumdirecteuren moeten de galeries in, en kopen! Of anders wachten tot galeriehouders op hun oude dag overgaan tot schenken.’ Prachtig vond ik dat. En hij was bij de eerste presentatie van De Aanschouw op 6 juli 2001! Toen bromde hij iets van: ‘Jullie jonge mensen moeten het nu maar eens gaan doen’.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Daar sta ik eerlijk gezegd niet bij stil. De kunstenaars die ik nu mag vertegenwoordigen: dat zou mijn eerste antwoord zijn. Natuurlijk kan ik een aantal grote namen noemen van kunstenaars wiens werk ik bewonder. Het vertegenwoordigen van een kunstenaar is ook een grote verantwoordelijkheid. Bij beroemde namen wordt deze verantwoordelijkheid ook vele malen complexer. Maar uitgaande van die ideale wereld speelt dit dan niet, toch? En zijn dat dan ook fijne mensen in de omgang! In die ideale wereld besluit ik dat kunstenaars het eeuwige leven hebben. Jan Schoonhoven had ik graag gekend. En Günther Uecker. Van Jaap, de zoon van Jan Schoonhoven, weet ik dat Günther een hele aardige man was. Jan zelf heb ik als mens altijd enorm intrigerend gevonden en zijn werk vind ik geweldig. En ik ben een fan van Bas Jan Aders werk, om maar iemand te noemen. Caravaggio, Louise Bourgeois en Modigliani mogen ook in mijn programma.
Onder de levenden: voor onder meer Erwin Wurm, David Shrigley, Anthony Gormley, Jenny Holzer en Richard Serra ben ik ook bereikbaar.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Toen ik in 2010 met de galerie startte, drong de crisis van 2008 pas goed de galeriewereld binnen. Ik heb het afgelopen decennium beleefd als een mooie bokswedstrijd en ook flinke klappen gehad. Met name door beurzen. Ik heb gelukkig geen glazen kin, maar soms was het wel even slikken. Een avontuur in Leipzig: Der Spinnerei is een atelier en galeriecomplex in een voormalig katoenweverij, met een jaarlijkse kunstbeurs over het hele complex. Galerie Eigen + Art heeft er – naast Berlijn – ook een vestiging en lanceerde hier ooit Neo Rauch. Jaap Sleper huurde hier 1000 m2 voor tien Nederlandse galeries. Op dag twee vonden we dat het bij ons toch wel erg stil bleef, terwijl de gehele beurs erg goed werd bezocht. Toen bleek dat het een voor culturele projecten gesubsidieerde ruimte was, waar geen transacties mochten plaatsgrijpen. Dit was bekend bij het publiek, maar was voor ons een onaangename verrassing.
Een beurs in het Louvre tijdens de Bataclan aanslag, een beurs in Amsterdam waar bij de opening duidelijk werd dat er slecht vijfhonderd mensen tegelijk de vloer op mochten, beurzen in Brussel en Gent waar ik niet had moeten staan. Niet alle keuzes die ik eb gemaakt waren even handig, en sommige beslissingen hebben de galerie op de rand van de afgrond gebracht.
Sociale media waren vanaf mijn start in 2010 al belangrijk. LinkedIn en Instagram worden nóg belangrijker, en bieden ook een veel groter bereik dan toen ik begon. Ik beschouw GalleryViewer ook als een belangrijk platform, met name gericht op Nederland, Duitsland, België en Frankrijk – en dit bereik strekt gelukkig ook steeds verder.
Toch blijft de fysieke plek, de ontmoeting, het zelf aan den lijve ervaren van het werk dat je mogelijk op een scherm hebt gezien, ultiem belangrijk. En daarmee ook de rol die een galeriehouder heeft.
Wat/wie verzamelt u zelf?
In mijn huis hangen werken van kunstenaars uit mijn kring: niet alleen van kunstenaars die ik vertegenwoordig, ook van van kunstenaars met wie ik ooit werkte of een samenwerking had in een bepaald project. Geweldige kunstwerken, waar ik dankbaar voor ben dat ik er dagelijks mee mag leven. Die dankbaarheid strekt zich nog verder uit: de meeste werken zijn mij geschonken. Na tien jaar mag ik gelukkig ervaren dat de grootste hobbel is overwonnen en heb ik goede hoop dat ik in de komende jaren ook meer actief kan aanschaffen.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Corona legde het maatschappelijk leven stil, op een manier die men in de tijd waarin wij ons mogen bewegen zijn weerga niet kent. En is nog steeds zowel voor mijn (nu online) docentschap, mijn privéleven en mijn rol als galeriehouder ingrijpend. Ik zie de negatieve maar ook de positieve kanten van deze bijzondere tijd. Ook galeries moesten verplicht dicht, tentoonstellingen afgelast en beurzen gingen niet door. Dat laatste heb ik ervaren als zowel een vloek als een zegen; het heeft ook even rust gegeven. Ik houd ervan om op een beurs onze signatuur te tonen en met mensen te praten over het werk van de kunstenaars die de galerie vertegenwoordigt. De rush van een beurs is tegelijk ook heel heftig. Wat de kunstenaars betreft, is het naar om te ervaren dat sommigen door Corona een enorm zware periode beleven. Voor anderen is het minder negatief of zelfs een waardevolle ervaring geweest.
De waardering voor (beeldende) kunst en cultuur kent mogelijk nu een opleving. Ik lees dat veel mensen – mede door het opgelegde thuiswerken – meer oog hebben voor de kunst die zij in huis hebben, waar ze mee leven. Dat er een groter bewustzijn is van het belang van kunst en makers, nu de toegang tot cultuur buitenhuis plots niet vanzelfsprekend is.
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door Frank Taal Galerie