Galerie Stigter Van Doesburg - gevestigd in het centrum van Amsterdam - toont werk van veel vrouwelijke kunstenaars. Van de feministische kunst uit de jaren '70, via de bravoure van de vrouwelijke kunstenaars van de YBA generatie als Tracy Emin en Sarah Lucas tot de genderneutraliteit van nu. Wat is er allemaal veranderd en wat moet er nog veranderen?
Luister naar de podcast Diana Stigter over vrouwen in de kunst
Toen ik net ging studeren, begin jaren ‘80, lag het hard core feminisme van de jaren ’70, zeg maar de tijd van het okselhaar en de tuinbroek, net achter ons. Daar was ook een bepaalde kunst aan verbonden. Veel vrouwelijke kunstenaars waren met hun vrouw zijn in de weer, zoals bijvoorbeeld Martha Rosler met haar feministische video ‘Semiotics of the Kitchen’, of kunstenaars maakten werk dat over thema’s als menstruatie of onderdrukking ging. Met terugwerkende kracht heel interessant maar wij als jonge meiden hadden zoiets van: waar maken zij zich druk om? Dit hoeft toch allemaal niet meer?
‘Wij studeerden kunstgeschiedenis, en maakten geen onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars. Het ‘probleem’ bestond gewoon niet.’
Als je net als ik al lang meedraait in de wereld van de kunst zie je een soort van ontwikkeling rond het thema vrouwen en ook een steeds veranderende perceptie van het thema: de ene keer wordt het vrouw zijn volledig ontkend, alsof er geen verschil zou zijn tussen mannelijke en vrouwelijke kunst, en de andere keer wordt het juist heel erg benadrukt. Daarmee krijgt het thema een heel tijdsgebonden karakter.
Wij studeerden kunstgeschiedenis, en maakten geen onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars. Het ‘probleem’ bestond gewoon niet. Wij keken naar het werk van vrouwelijke kunstenaars als Rosemarie Trockel en Marlene Dumas. Dat waren voor ons voorbeelden van powervrouwen die lieten zien dat je ook kunst kon maken zónder je vrouw zijn te benadrukken of het tot de core business van je werk te maken. De jaren ‘80 waren natuurlijk vrij hard en zakelijk en dat leidde ertoe dat veel vrouwen zich als man gingen gedragen om erbij te horen. Daarmee werd de vrouwelijkheid, en dus het probleem van de ongelijkheid, dat er wel degelijk was eigenlijk ontkend.
‘Wij keken naar het werk van vrouwelijke kunstenaars als Rosemarie Trockel en Marlene Dumas. Dat waren voor ons voorbeelden van powervrouwen die lieten zien dat je ook kunst kon maken zónder je vrouw zijn te benadrukken of het tot de core business van je werk te maken.’
Eigenlijk was de generatie van de Young British Artist uit de jaren ’90, aangevoerd door Damien Hirst, de eerste kunststroming waarin vrouwelijke kunstenaars net zo belangrijk en net zo zichtbaar waren in tentoonstellingen als hun mannelijke collega’s. Je hoorde net zoveel over kunstenaars als Tracy Emin en Sarah Lucas, als over hun mannelijke collega’s. Als je iemand vraagt 10 kunstenaars te noemen van de YBA generatie weet ik zeker dat de helft daarvan vrouw is. Die vrouwen waren heel vrijgevochten. Zo herinner ik me die tent van Tracy Emin met als thema ‘Every One I’ve Ever Slept With’. Die kunst was natuurlijk heel erg bot. Bepaald niet gemaakt vanuit een frustratie gerelateerd aan het vrouw-zijn.
De vrouwelijke Young British Artists waren op een stoere en vrijgevochten manier met sociale codes bezig. Sarah Lucas maakte bijvoorbeeld een kunstwerk van een matras met twee meloenen en een komkommer. Het moest wel altijd verwijzen naar het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk en de dominante mannenwereld, maar het gebeurde op een tongue in cheek manier. Er zat een soort humor bij dat het geheel vrij luchtig maakte. In die tijd waren de YBA zoals Tracy Emin een voorbeeld voor kunstenaars die in Nederland op de academie zaten. Ze lieten zien hoe het óók kon; dat de do-it-yourself of punk mentaliteit van iemand als Vivienne Westwood ook de kunst binnen kon komen.
‘In die tijd waren de YBA zoals Tracy Emin een voorbeeld voor kunstenaars die in Nederland op de academie zaten. Ze lieten zien hoe het óók kon; dat de do-it-yourself of punk mentaliteit van iemand als Vivienne Westwood ook de kunst binnen kon komen.’
Eind jaren ’80, toen ik voor galerie The Living Room werkte, was de galeriewereld nog een echte mannenwereld. In 1992 startte ik samen met Annet Gelink de Bloom Gallery waar we veel werk toonden van vrouwelijke kunstenaars als Gillian Wearing en Georgina Starr.
In de jaren ’90 gingen steeds meer mannelijke kunstenaars met zogenaamde vrouwelijke thema’s aan de slag. Dus die tweedeling tussen vrouwelijke en mannelijke kunst vervaagde. Nu zie je, en dat vind ik een interessante ontwikkeling, dat een vrouw kunst kan maken met mannelijke elementen of dat een man vrouwelijke kunst maakt. Overigens denk ik dat men tegenwoordig heel anders met begrippen als sexualiteit en sociale codes tussen mensen omgaat dan, pak weg, dertig jaar geleden.
In onze galerie werken wij met veel vrouwelijke kunstenaars. Eigenlijk is dat vanzelf ontstaan. We hebben nu een stal met kunstenaars waarvan de helft vrouw is zonder dat we daar bewust over nagedacht hebben. Dat laat zien dat bij ons mannen en vrouwen in een soort van zelfde veld zitten.
Een galeriehouder zei een keer tegen me: ‘Black is the new gold’, daar schrik ik dan wel even van. Ik ga op zoek naar kunst die ik goed vind. In eerste instantie maakt het me dan niet uit of het door een vrouw of door een man wordt gemaakt. Je kunt je dan later wel afvragen wat is er vrouwelijk aan deze kunst maar ik denk juist dat je in deze tijd ook niet meer zo moet denken. Ik ben meer voor een genderneutrale manier van kijken. Overigens geloof ik dat dat strikte onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk niet eens meer mag van mensen in de leeftijdscategorie van mijn dochter, zo rond de 20 jaar. Dat hele concept moet je eigenlijk loslaten.
‘Een galeriehouder zei een keer tegen me: ‘Black is the new gold’, daar schrik ik dan wel even van. Ik ga op zoek naar kunst die ik goed vind. In eerste instantie maakt het me dan niet uit of het door een vrouw of door een man wordt gemaakt.’
Al betekent dat niet dat er gelijkheid is tussen mannen en vrouwen. Laatst liep ik met mijn dochter door de vaste collectie van het Centre Pompidou in Parijs. Daar moet je het werk van vrouwelijke kunstenaars met een kaarsje gaan zoeken. Nu zijn de grote musea wel met een inhaalslag bezig zoals bijvoorbeeld in het Stedelijk Museum waar inmiddels grote solo’s van vrouwelijke kunstenaars georganiseerd worden. Ik juich dat wel toe, omdat je in deze openbare instellingen de geschiedenis wel een beetje naar je eigen hand moet kunnen zetten. Het Stedelijk werd natuurlijk heel lang gedomineerd door een cultuur van witte, macho, mannelijke kunst en daar wordt inmiddels behoorlijk aan getornd.
Het is mooi te constateren hoe je aan de hand van vrouwelijke kunstenaars kunt zien dat er ook heel andere elementen in de kunst speelden. Het Stedelijk heeft dat goed laten zien met de expo van Lily van der Stokker, één van onze top kunstenaars, en die van Maria Lassnig, wier werk veel te lang ondergewaardeerd werd. Een dergelijke inhaalslag vind ik van wezenlijker belang dan de vraag of de directeur van bijvoorbeeld een energie bedrijf persé een vrouw moet zijn. Dat zag je in de jaren ‘80 met het concept van het glazen plafond, etc. Ik denk dat men voor de volledigheid nog wel honderd vrouwelijke kunstenaars uit de krochten van de kunstgeschiedenis kan opdiepen…
Veel van de vrouwelijke kunstenaars die wij tonen zijn inmiddels jonger dan ikzelf. Die houden zich met andere zaken bezig dan wij in de jaren ‘80/’90 en op een andere manier. Een kunstenaar als Raquel van Haver bijvoorbeeld - met wie wij overigens niet werken - houdt zich meer bezig met haar roots dan met haar vrouw zijn. Zij maakt deel uit van een periode waarin de dominantie van de witte westerse mannenwereld allang niet meer het geval is. Vrouwen zijn meer bezig met hun achtergrond of de wereld in het algemeen dan met hun vrouw zijn. Het werk van Maaike Schoorel bijvoorbeeld gaat heel erg over kijken, langzaam kijken. Haar schilderkunst is een combinatie van figuratief en abstract werk. Als je voor een schilderij staat denk je eerst alleen een paar vlekken te zien maar hoe langer je ernaar kijkt hoe meer je een voorstelling op ziet doemen. Een beetje zoals een herinnering werkt. Daarin wordt er soms wel gecoquetteerd met vrouwelijkheid maar het voert niet de boventoon. Hetzelfde geldt voor Hellen Verhoeven, zij maakt kunst met een enorme emotionele impact maar het gaat daarbij eerder om sociaal-maatschappelijke codes en hiërarchische verhoudingen in het algemeen dan om de vraag hoe mannen en vrouwen met elkaar omgaan. Een kunstenaar als Peggy Franck is helemaal niet met het thema man/vrouw bezig. Vroeger zou men misschien hebben gezegd dat ze mannelijke kunst maakt omdat ze houdt van het grote gebaar en dikke en klodders verf op het doek. Volgens de traditionele standaards is zij een vrouwelijke kunstenaar die op een mannelijke manier kunst maakt.
Ik denk dat er nog steeds meer mannen kunst kopen maar dat ook op dit gebied vrouwen aardig beginnen in te lopen. Ik zie ook veel meer echtparen die samen kunst kopen dan vroeger. Vrouwen zijn zelfstandiger geworden en bepalen steeds meer zelf waaraan ze geld willen uitgeven - en dat is heus niet alleen aan een Chanel tas maar ook aan kunst!
Vrouwen zijn op een andere manier dan mannen geïnteresseerd in kunst. Ze letten meer op het beeld dat ze zien dan op alles eromheen. Ik denk dat mannen eerder naar een cv zullen vragen maar de vraag of meer mannen dan vrouwen kunst kopen als investering heb ik me eigenlijk nog nooit gesteld. Zo’n vraag is ook een beetje een valkuil. Het zou wel heel erg rolbevestigend zijn als ik zou beweren dat vrouwen eerder verliefd worden op een werk en intuïtiever kopen dan mannen. Dat zou het ouderwetse man-vrouw beeld, gebaseerd op de cliché opvatting dat een vrouw emotioneel is en een man koelbloedig, wel heel erg bevestigen.
Kunst is sinds de jaren ’80 steeds commerciëler geworden. De jongste generatie heeft voldoende kennis om te begrijpen dat als je een huis met designmeubelen wil, je geen poster van IKEA aan de muur kunt hangen. Mode, architectuur en kunst zijn natuurlijk steeds dichter bij elkaar komen te liggen. Dat leidt weer tot een ander soort van verzamelaar: die het minder in de diepte zoekt. Het komt niet zo snel meer voor dat een verzamelaar 30 werken wil van dezelfde kunstenaar. Hij of zij denkt eerder: ik wil mijn huis mooi inrichten en daar hoort goede kunst bij. Dat zijn niet de verzamelaars die ’s avonds nog eens uitgebreid een boek over kunst gaan doornemen.