Mijn schilderij beeldt de realiteit uit - mijn realiteit. Dit omvat ook mijn idee van de natuur, dat op zijn beurt een uitdrukking is van deze realiteit. Ik zie de natuur als een aanwezigheid in de schilderkunst die archetypisch is en niet illustratief. Maar wat is de natuur? Iets dat voorop loopt en waar we thuishoren? Nog steeds? Of een lang vergeten ervaring, vervangen en vervangen door de virtuele realiteit van onze moderne tijd?
In mijn werk probeer ik deze vragen niet te beantwoorden door middel van rationeel vermogen, maar door middel van kunst. In mijn schilderijen duiken herinneringen op aan een natuurlijke aanwezigheid. De lichamen van mensen, dieren en ook de landschappen zijn doordrenkt met iets primordiaal - alsof de botsing van natuur en cultuur nooit is gebeurd. Als je beter kijkt, zie je dat de lichamen, zij het fragmentarisch en onvolledig, niet verminkt of zelfs verminkt zijn. Ze worden geabsorbeerd door een duikende energie, versmelten met het landschap net zoals het landschap het lichaam wordt doordat ze elkaar voeden. Zo is de hiërarchie tussen ruimte en figuur opgelost.
Maar de figuur verzet zich. Vanwege zijn fysieke ernst / zwaarte is het bestand tegen de neiging van het niets om het geheel te verslinden. In mijn schilderijen is deze ernst / zwaarte begiftigd met een fysieke aanwezigheid: olieverf die door pasta's wordt geborsteld, vestigt zijn eigen lichamelijkheid. Ook speelt het formaat van mijn schilderijen een belangrijke psychologische rol: voor mij maakt het werken met grotere formaten de onmiddellijke fysieke interactie met het canvas tot leven. Het is geen nostalgische terugblik op de toestand vóór de botsing tussen natuur en cultuur. Het is ook geen illusie van een ideale wereld. De compositie leeft en ademt in zijn instabiliteit die door zijn rusteloosheid de gewenste harmonie tussen ‘groen lichaam’ en ruimtelijkheid verbrijzelt die wordt weergegeven in een dialectische discrepantie. Ik ben al heel lang bezig met deze rusteloosheid of dynamiek in de schilderkunst.