Wanneer een lichaam zijn laatste adem uitblaast, steekt de ziel de mythische rivier Styx over, begeleid door een veerman. In de klassieke verbeelding is dat Charon: een oudere man met een streng gezicht, maar in de schilderijen van Steven Peters Caraballo verschijnt deze figuur in een onverwachte gedaante. Niet als man, maar als een jonge, frisse vrouw.
Waar vroeger het volledige lichaam werd geportretteerd, richt Caraballo zich nu op een fragment van het lichaam: de lippen. Een klein detail kan soms meer vertellen dan een volledig beeld, het laat ruimte voor het onzegbare. Geen ogen die terugblikken, geen stem die spreekt. Alleen de lippen: een plek tussen stilte en spreken, tussen wat wordt getoond en wat verhuld blijft.
Elke overledene krijgt zijn eigen Charon, bij iedere overtocht verschijnt een nieuwe begeleidster. De reeks toont monden van Charons uit Europa, Afrika en Azië, elk vol en sensueel, met een eigen unieke aanwezigheid. Verleidelijk en onbereikbaar, maakt deze veelheid Charon universeel en onontkoombaar: niemand ontsnapt aan haar aanwezigheid.
De schilderijen wisselen in intensiteit: soms is de mond scherp en direct aanwezig, soms lost zij deels op in een vage contour, alsof ze zich pas volledig vormt in het oog van de toeschouwer. Het kijken krijgt daardoor een lichamelijk karakter: de mond dringt zich op aan de blik, laat een schim achter op het netvlies, en verandert zo subtiel de waarneming zelf.
Door het spel met de fysieke spanningen van het canvas treedt de mond soms uit het vlak, als een verschijning die de ruimte binnendringt. Wat eerst een venster leek, transformeert tot een object: de schilderijen naderen de toeschouwer en dwingen tot confrontatie.
Herhaling en variatie maken de mond tot een ritueel motief, een visueel mantra. Iedere mond anders, maar steeds verleidelijk en zwijgend. Zo ontstaat een eindeloze reeks Charons, elk een begeleidster die dezelfde paradox belichaamt: nabijheid en afstand, uitnodiging en verbod, belofte en grens.