Billie J. Kanter werkt onder een zorgvuldig bewaard alias en ontwikkelt een abstracte praktijk waarin beeldfragmenten worden verweven tot één samenhangend oppervlak. De lagen vloeien zo subtiel in elkaar over dat de herkomst van elk element vrijwel volledig wordt uitgewist. Het werk blijft nadrukkelijk abstract en gelaagd, gevoed door echo’s uit oude teksten ; niet uit spirituele betrokkenheid, maar uit fascinatie voor verhalen die eeuwenlang hebben rondgezworven. In deze praktijk verschijnen schriften, dogma’s, kronieken en pamfletten niet als heilige objecten, maar als ruwe narratieve architectuur die zich laat ontmantelen en opnieuw samenstellen.
Kanter’s academische achtergrond in beeldende kunst en kritische theorie voedde een blijvende nieuwsgierigheid naar complexiteit: de manieren waarop beelden ontstaan, verschuiven, breken, verdwijnen en terugkeren. De vormende jaren werden evenzeer bepaald door discussie als door productie, een ritme dat leidde tot een werkmethode waarin intuïtie en analytische intentie onlosmakelijk met elkaar verweven zijn.
Werkperiodes in regio’s in Afrika en Zuid-Amerika verdiepten de aandacht voor materiaalritme en voor de subtiele manieren waarop verhalen zich kunnen nestelen in kleur en structuur. Deze ervaringen leidden niet tot documentaire impulsen, maar scherpten een gevoeligheid voor de onzichtbare kaders onder elke compositie; het fundament dat een verhaal draagt, eerder dan het verhaal zelf.
In het atelier stapelen beelden zich op en lossen ze weer op in cycli van herschikking, integratie en stille herziening. De uiteindelijke oppervlakken presenteren zich met de zelfcontainment van schilderijen, maar zijn opgebouwd uit minutieus samengestelde fragmenten waarvan de geschiedenis onder de huid blijft sluimeren. Verwijzingen naar oude vertellingen bewegen door het werk als zachte onderstromen: niet sturend, niet verkondigend, maar als patronen, spanningen en metaforen die in een nieuwe beeldgrammatica kunnen worden gevouwen.
Tentoonstellingen ontvouwen zich als verlengstukken van dit proces en geven verschillende stadia uit de interne ontwikkeling van het werk een ruimtelijke vorm. Teksten en sporadische lezingen begeleiden de praktijk en richten zich op abstractie, beeldlogica en het veranderlijke leven van verhalen zodra ze loskomen van hun oorspronkelijke doel. Hier worden oude teksten culturele sedimenten, materiaal dat zijn bruikbaarheid juist onthult wanneer het wordt verplaatst.