In de rubriek ‘De keuze van…’ laten we een keur aan kunstliefhebbers (van incidentele kopers tot kunstprofessionals) aan het woord over hun beleving van kunst, en vragen we naar hun voorkeuren: waar zien ze het liefste kunst? Waar kopen ze, en vooral: wie kopen ze? In dit deel Hester Alberdingk Thijm, directeur van de AkzoNobel Art Foundation.
Wat betekent kunst voor jou?
ALLES!
Heb je kunst van huis uit meegekregen of heb je zelf je pad moeten vinden?
Er was zeker belangstelling voor kunst en cultuur. Met schrijvers als voorvaderen, die weer bevriend waren met kunstenaars zoals de katholiek emancipator en schrijver Joseph Alberdingk Thijm (mijn betovergrootvader), wiens zusje op haar beurt weer getrouwd was met architect Pierre Cuypers, die in 1876 de opdracht kreeg om het Rijksmuseum te bouwen. In hetzelfde jaar werd Alberdingk Thijm benoemd als hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam, in esthetiek en kunstgeschiedenis. En het gekke is dat ik altijd even naar boven kijk als ik onder het Rijks Museum doorfiets, waar zijn naam prijkt onder een aantal dichtregels.
Maar minder ver in de geschiedenis, in mijn eigen jeugd, logeerden wij vaak bij onze grootouders in Amsterdam, waar we als kinderen angstig fantaseerden wanneer de leeuw, die boven ons bed hing, zich om zou draaien en ons op zou eten. Het was het schilderij van Pyke Koch (‘Leeuw in interieur II’) nu te zien in het Centraal Museum in Utrecht. Als tiener ging ik met mijn ouders naar London, waar ik voor het eerst werd geconfronteerd met abstracte en conceptuele kunst, een fascinatie die bleef.
Waar haal je je informatie over het wel en wee in de kunstwereld vandaan: krant, vakbladen, televisie, online?
Ik ben een veelvraat, dus eigenlijk overal vandaan: kranten, tentoonstellingen, catalogi, (inter)nationale galeries en beurzen, het Mondriaan Fonds, Biënnales, bezoeken aan academies, kunstenaarscollectieven, ateliers. Maar het wordt wel steeds meer, een mer à boire, en daarom ben ik ontzettend blij met de digitale ontsluiting van de kunst. Ik zit veelvuldig gekluisterd aan allerlei schermen.
Gallery Viewer gebruiken wij veelvuldig, recent liet ik een collega van AkzoNobel een werk voor haar 40e verjaardag uitzoeken op de website. Uiteraard moet je werk meestal wel in het echt zien, vooral schilderkunst en driedimensionale sculpturen, om de diepte en het materiaal echt te kunnen ervaren, maar dat is een tweede stap na oriëntatie en een pre-selectie.
Waar bekijk je het liefste kunst? In een galerie, museum, een beurs of online?
Het liefst natuurlijk in ‘real life’, vers van de pers, nat van de kwast. In het atelier! In de galerie en in het museum, in die volgorde, want context is alles!
Hoe vaak per jaar koop je kunst? Koop je werk in oplage of liefst uniek werk?
Vaak, het is mijn vak! Uiteraard het liefst uniek werk, maar bij fotografie is het bijna altijd in oplage.
En waar koop je dan: in de galerie, op een kunstbeurs, op een veiling of online?
Bijna nooit op een veiling, verder overal.
Is het belangrijk dat jij en je partner het altijd eens zijn over een aankoop? Hoe beslis je/jullie?
Nee, niet wezenlijk belangrijk. Behalve als je het bedrijf waarvoor ik al vierentwintig jaar de collectie samenstel en beheer, AkzoNobel, zou beschouwen als partner. Dan zou je nog beter kunnen spreken van een driehoeksverhouding; het bedrijf, de collectie en de curator.
Als curator koop ik niet puur voor mijzelf, maar kijk ik met de ogen van het bedrijf waarvoor ik kunst aankoop en waar het werk moet functioneren. De collectie zelf heeft daardoor een eigen signatuur en dicteert vaak ook volgende aankopen. Dan doel ik op thema’s of op kunstenaars die wij in de diepte volgen.
Uiteraard word ik privé ook continue op de proef gesteld en verleid. Kunst is een grote passie, een levenselixer, een niet te bedwingen urge. Verzamelaars noemen zichzelf vaak verslaafd of onmatig, zo zou ik mezelf niet willen noemen, wel immer hongerig en nieuwsgierig. Het houdt een beetje het midden tussen het hebben van een arendsoog voor de Akzo-collectie en de onrustige blik van een ekster in mijn privé leven. De ekster die er in de volksmond bekend om staat allerlei glimmende voorwerpen te stelen en naar zijn nest te brengen. Dat gedrag komt voort uit de onverzadigde nieuwsgierigheid van eksters, alles dat er ‘anders’ uitziet, wordt onderzocht, en zelfs eventueel verstopt voor later gebruik. Zo verstop ik thuis ook weleens een nieuwe aankoop, omdat we net hadden besloten te sparen voor een lange reis.
‘We’, dat zijn mijn partner (en kunstenaar) Gijs Assmann en ik, wonen overigens niet samen: dat heeft vele voordelen. Je hoeft het niet altijd eens te zijn over bepaalde kunstwerken, en bovendien is er het praktische voordeel dat je twee keer zoveel muren tot je beschikking hebt. Ik herinner mij nog goed de eerste blik van Gijs, die ik toen net kende (we ontmoetten elkaar negen jaar geleden), bij het betreden van mijn huis. Kunstenaars over andere kunstenaars… niet altijd makkelijk, soms uiterst loyale zielsverwanten, maar vaak zijn ze best kritisch over elkaar. Ons grootste verschil van mening hebben we over abstracte kunst, waar ik veel van houd en wat volgens Gijs niet bestaat – niets is echt abstract.
In mijn zitkamer hangt pontificaal een groot doek van Robert Zandvliet, daar geniet ik iedere seconde van als ik thuis ben. Het is een groen abstract landschap, geschilderd met een enorme schwung. In het midden een transparante vorm, zoals een ruitenwisser die achterlaat op je autoruit, met daarachter een heldere blauwe lucht. Anderen zien er juist een meertje in. Het mag allemaal, het schilderij gaat puur over de schilderkunst – kleur, vorm, compositie en beweging – maar voor mij is het ook een onmetelijk uitzicht. Het werkt als een extra raam in mijn huis, waardoor ik uitzicht heb over eindeloze groene velden, en het brengt me terug naar mijn jeugd, het coulissenlandschap van Twente.
Hester en Katy op de bank onder het schilderij van Zandvliet. Foto: Dana van Leeuwen.
Zowel die jeugd als de liefde voor dit schilderij deel ik niet met Gijs. Inmiddels is hij er meer aan gewend: ik betrap hem er soms op dat hij er zelfs met een onderzoekende blik naar kijkt.
Zo zijn er meer kunstwerken in mijn huis van zijn vakbroeders (en zusters) die zeker niet zijn voorliefde hebben, en dat heb ik ook met sommige kunstwerken in zijn huis. Dat maakt het juist wel spannend, les extrêmes se touchent! Ook heb ik van Gijs geleerd om met andere ogen naar kunst te kijken – dat is een grote verrijking.
In de begin negentiger jaren werd ik enorm geraakt door het werk van Louise Bourgeois, die toen nog redelijk betaalbaar was. Bij de New Yorkse galerie Peter Blum kocht ik samen met een bevriende verzamelaar de grote map van Louise Bourgeois: Autobiographical Series. 1994. Portfolio. 14 etchings. De serie is heel persoonlijk, zoals de titel al aangeeft, maar toch ook universeel: ik herken mijzelf bijna in alle werken uit de map. Sommige zijn hilarisch: op de ene ets zit ze in bad en kijkt in de spiegel (Woman in Bathtub), een andere is juist heftig: de geboorte van een kind met een enorm hoofd, dat zich met grote moeite naar buiten wringt. Of een ets waarop ze met een aktetas in haar hand naar de fabriek loopt van haar vader (Woman with Suitcase) of een slapende man met hoed in een schommelstoel. Beiden ‘No Title’: zouden ze gaan over haar vader, waarmee ze een ingewikkelde relatie had?
Ik kan eigenlijk over ieder kunstwerk wat bij ons hangt wel een heel verhaal schrijven, dat zou primair gaan over de kunstenaar, het werk, maar ook altijd het moment van de ontdekking en dat alles altijd verweven is met je eigen verhaal. Wat zie ik erin, waarom kocht ik het op dat moment, dat is vaak een memorabel moment dat refereert aan een gevoel, een associatie, een herinnering, alsof het werk wordt gelardeerd met je eigen ‘zijn’.
Er hangen een paar wanden vol met vooral werken van bescheiden formaat, dat varieert van een klassiek kinderportret, naast een foto van Elspeth Diederix, een schitterend tegeltje van Bart van der Leck uit de erfenis van mijn vader, die tegels verzamelde, naast een abstracte tekening van Steven Aalders, in exact dezelfde kleurstelling. Werk van Norbert Schwontkowski, wat me nog dagelijks bezighoudt. Stain, Bite, Shoulder (1996) van de Portugese kunstenaar Julião Sarmento of werk van vrienden zoals Joris Geurts en Koen Vermeule, die herinneren aan een opening die ik voor hen deed in het Van Gogh Huis. Snowballs in a Corner van Pieter Laurens Mol, naast een gloedvol werk van mijn ontdekking Sam Samiee (ik was gecommitteerde bij zijn eindexamen op de AKI), winnaar van de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst in 2016 en de Wolvecampprijs in 2018. In mijn slaapkamer hangen tien hele goede – uitzonderlijk in- en expliciete – tekeningen van Gijs: ieder jaar, op mijn verjaardag, word ik verrast met een nieuwe aanwinst. Om nog maar te zwijgen van de dagelijkse collagepost die ik sinds 2009 van Gijs ontvang, en die in 2018 werd tentoongesteld in het Stedelijk Museum Schiedam, onder de titel ‘voor H.’.
Collages van Gijs Assmann. Foto: Dana van Leeuwen
Heel veel kunstwerken in mijn huis komen uit een grote houten doos die ik op mijn 50e verjaardag cadeau kreeg van bevriende kunstenaars: eerlijk gezegd het allermooiste meest persoonlijke en ontroerende cadeau ooit!
Voor sommige werken heb ik moeten vechten, sparen, zoeken of werden verworven met leningen. Anderen heb ik gekregen, geruild of heel soms op een veiling gekocht.
Passie, een soort kunstkoorts, het vergaren van kennis en interesse: ze trok kunstenaars en galeriehouders over de streep in tijden van schaarste van bepaalde kunstenaars, want aan wie werd wat gegund? Niet altijd aan de grootste portemonnee, wel aan de echte liefhebber, de aanhouder wint!
Nou denkt u vast: die Hester heeft zeker een enorme collectie. Dat valt reuze mee: het zijn bij elkaar zo’n honderd werken, schat ik, en de meeste zijn van handzaam formaat.
En… nooit een miskoop? Of ergens spijt van? Natuurlijk wel… er zijn werken die mij nu minder opwinden, maar dat ligt niet aan die kunstwerken, dat ligt aan mijn eigen ontwikkeling. Toch horen ze bij mijn verzamelgeschiedenis en zal ik ze nooit verkopen, hooguit weggeven aan een echte liefhebber. Die, op zijn beurt, op dat eerste werk voortbouwt, verder zoekt naar nieuwe verbindingen, investeert in talent en daarmee vooral in zichzelf!
Is er een galerie waar je een speciale band mee hebt?
Nee, wij proberen altijd met een open blik te blijven kijken. Uiteraard zijn er galeries waarmee we al heel lang werken. Sommige galeries zijn beter dan anderen, maar ook bij een jonge onervaren galerie kun je pareltjes ontdekken. Het internationale galerielandschap verandert ook constant. De hoge drempel van de witte kunsttempel voor een handjevol ingewijden is gelukkig aan het verdwijnen. Zo werkt het niet meer.
Werken van oa Steven Aalders , Rineke Dijkstra ,Monica Raggazini , Norbert Schwontkowski, Pere Lobere, Jacques Gregoire, Heske de Vries. Foto: Dana van Leeuwen.
Als je onbeperkt budget had, van wie zou je dan een werk aankopen?
Ach ja, dat heet wensdenken, de lijst is helaas te lang. Ik zou niet terugkijken, maar vooruit. Dat betekent dat ik een werk zou kopen wat nog gemaakt moet worden, en met een onbeperkt budget zouden dat heel veel nieuwe werken kunnen zijn, nieuwe kansen voor jonge kunstenaars.
Wie zijn je vijf favoriete kunstenaars op Gallery Viewer, en waarom? Liefst een mix van Nederlandse en buitenlandse kunstenaars!
- Ik word enorm hebberig van de meesters Daan van Golden en Ger van Elk. Het me maakt niet eens uit welk werk van deze kunstenaars, het is allemaal sterk, maar als eerste dan: ‘Lam Gods I’ (1987) van Ger van Elk. Hollandser en meer kunsthistorisch kan het niet, conceptueel en toch zo duidelijk en tijdloos, alsof Van Elk het gisteren heeft gemaakt.
- Emo Verkerk, die na de tentoonstelling American Dream, die zaterdag 9 maart opende bij Baars Projects in Amsterdam, een grote solo krijgt in New York. Emo is een meester, hij heeft een onnavolgbaar handschrift en is toch logisch en leesbaar. De elementen die Emo gebruikt in zijn schilderijen worden opgetild uit hun lullige alledaagsheid: gebruiksvoorwerpen worden verheven tot sculpturale artefacten, als hulpstukken die zijn vergroeid met de geportretteerde.
- Otobong Nkanga, bij Lumen Travo: het is een wonder dat er überhaupt nog werk van haar beschikbaar is, zij heeft tentoonstellingen over de hele wereld. Haar boodschap is in ieder medium even mooi als sterk, en gaat over Moeder Aarde, over bronnen en grondstoffen – ze doet zelfs performances om de aarde te helen, en toch is haar werk nooit dogmatisch.
- Voor een bescheiden beurs: dat juweeltje (in oplage) van Marinus Boezem, Della Sculptura & La Luce (1985). Het is een doos met aan de binnenkant van de deksel een schitterende sterrenhemel boven een berglandschap met het Mont Blanc-massief. Als de doos dicht is reikt de top van de Mont Blanc tot in de hemel: do I need to say more?
- Of een prachtige foto van Elspeth Diederix: foto’s uit haar van The Miracle Garden (The Miracle Series) hangen als bloemenwonderen op posters door de hele stad. Hang je ze in je huis op, dan heb je een binnentuintje wat nooit verlept.
- En voor spannende jonge internationale kunstenaars: No Man’s Art Gallery, met mijn eerder genoemde ontdekking Sam Samiee en Buhlebezwe Siwani.
Lees ook:
- Hester Alberdingk Thijn - De kunst van het Collectioneren #1
- Hester Alberdingk Thijn - De kunst van het Collectioneren #2