In de rubriek ‘De galerie van’ laten we een keur aan galeriehouders uit Nederland en België aan het woord: hoe (en wanneer) zijn ze hun galerie gestart, wat is er sindsdien allemaal veranderd in de kunstwereld, wat is hun profiel, wat verzamelen ze zelf, en wat is de impact van de pandemie op hun galerie? Deze week zijn het eigenaar Alexey Shifman (A) en curator Marth von Loeben (M). Samen met grafisch vormgever Anton Yermolov runnen zij de Chrysalid Gallery in Rotterdam.
Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
A: Ik ben geboren in Sint-Petersburg, Rusland. Mijn ouders zijn gepassioneerde bibliofielen, operafans en trouwe museumbezoekers. Kunst, muziek en literatuur zijn dus al sinds mijn vroege jeugd onderdeel van mijn leven. Mijn geboorte viel samen met de beste tijd in de Russische geschiedenis, waarschijnlijk de beste die het land ooit heeft meegemaakt: de Sovjet-Unie was net uiteengevallen, er was een democratische regering aan de macht gekomen en van Poetins dictatuur was nog lang geen sprake. Deel uitmaken van de joodse gemeenschap in de late Sovjetperiode betekende enorme beperkingen op het dagelijks leven, met beperkte toegang tot onderwijs of vrij verkeer. Toen die verdwenen – alle deuren gingen open – gaven mijn ouders ons het beste wat ze konden.
Als kind ging ik 's avonds naar de kunstacademie in de Hermitage en kreeg ik kunstgeschiedenis onderwezen door de beste docenten. Later in mijn leven had ik een geweldige kans om iemand te ontmoeten die mijn goeroe op het gebied van kunst en kunstkritiek is geworden: Vsevolod Semenovich. Hij was het die het zaadje plantte dat de galeriehouder in mij deed ontwaken.
M: In Italië heb je niet de mogelijkheid om je af te zonderen van kunst. Zelfs als je als kluizenaar in een bos woont, is de kerk die het dichtst bij je huis staat ongetwijfeld van historisch belang, met fresco's op de muren en waarschijnlijk een rijk geornamenteerd marmeren altaar waardoor je je gelofte aan de katholieke kerk om respectvol te zijn en armen te helpen heroverweegt.
Mijn ouders waren erg kunstgericht en namen me altijd mee naar musea om tentoonstellingen te zien of naar het theater om naar klassieke muziek te luisteren, of gewoon naar toneelstukken voor kinderen waarbij het publiek (wij kinderen) direct bij de scènes betrokken werd.
Op de middelbare school had ik geen aanmoediging nodig en ging ik bijna wekelijks naar het theater om toneelstukken of zelfs opera's te bekijken. Het voordeel van Italiaans spreken is dat je de meeste teksten begrijpt, ongeacht of je nu naar Rossini, Mozart of Verdi luistert. Bovendien kwam kunst bij meer vakken aan bod dan alleen kunstgeschiedenis. Zo bestond de kans dat je binnen een schoolweek kunst bestudeerde uit de Romeinse tijd, de middeleeuwen en de late 19e eeuw.
Hedendaagse kunst leek op de een of andere manier altijd het ondergeschoven kind. Ik denk dat dat - dankzij jaren van afstand en volwassenheid – te maken had met de zeer kritische grondslag van hedendaagse kunst waardoor niemand het echt wilde bespreken. Het was als een cactus die net iets te stekelig was voor ieders smaak.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
A: Ik herinner me nog het moment waarop hedendaagse kunst mijn leven binnenkwam. Ik studeerde in Parijs en het Musée d'Orsay had een retrospectief over Henri de Toulouse-Lautrec samengesteld. Het was een eureka-moment - ik was helemaal ondergedompeld in zijn wereld en voelde zijn pijn door zijn kunstwerken heen. Ik kreeg er kippenvel van. Hedendaagse kunst raakte me op een directe manier en dat veranderde alles. Dat was het moment waarop ik besloot om mijn eigen galerie voor hedendaagse kunst te creëren.
M: Mijn ontwikkeling richting de kunstwereld begon met mijn studie. In 2012 verhuisde ik van Italië naar Rotterdam om een bachelor fotografie te doen aan de Willem de Kooning Academie. Ik was zo blij om te ontdekken dat het doel niet was om foto's te maken op bruiloften of puur commerciële opdrachten uit te voeren, maar om een specifieke beeldtaal te ontwikkelen voor een project dat in een museum kan worden tentoongesteld of kan worden verwerkt tot een boek, en zo iemands perspectief op de wereld kan veranderen. Ik was helemaal van mijn sokken geblazen door de kracht van de foto's die mijn leraren in de klas lieten zien.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
A: Nadat ik naar Rotterdam was verhuisd, besloot ik vrijwilligerswerk te doen tijdens de tweede editie van Unseen. Ik deed van alles: van het verkopen van tijdschriften tot het controleren van kaartjes. Daardoor besefte ik dat ik tot de galeriewereld behoorde.
Tijdens Unseen kwam ik de Rotterdamse galerie Cinnnnamon tegen, opgericht door Pieter Dobbelsteen. We hadden een leuk gesprek en hij liet me een paar dagen per week vrijwilligerswerk doen in zijn galerie.
Begin 2016 beleefde Rusland een nieuwe financiële schok en zaten veel Russische artiesten zonder overheidssteun. Dus besloot ik een liefdadigheidstentoonstelling te maken bij mij thuis in Rotterdam en te proberen geld in te zamelen om hen te steunen. Dat was mijn manier om een galerie te beginnen.
Dankzij Cinnnamon ontmoette ik Marth von Loeben. We hadden een geweldige tijd samen, werden goede vrienden en uiteindelijk werd zij het kloppende hart van Chrysalid Gallery.
M: Zoals Alexey al zei, ontmoetten we elkaar in de Cinnnamon Gallery in 2016, toen ik daar als stagiair werkte. Het was tijdens mijn derde studiejaar en ik wist al dat ik mijn carrière in de kunsten niet wilde voortzetten als maker, maar als iemand die kunstenaars de kans gaf hun werk te laten zien en zo actief bij te dragen aan hun praktijk. Ik heb er dus bewust voor gekozen om een galeriehouder te volgen in plaats van een kunstenaar.
Die zes maanden waren absoluut onbeschrijflijk. Ik assisteerde kunstenaars bij de voorbereiding van hun tentoonstelling en stelde hen vragen over hun praktijk, ik nam deel aan kunstbeurzen (mijn eerste stageweek was op Art Rotterdam 2016) en zijprojecten, ik kreeg de mogelijkheid om te reizen en kunst te begrijpen die zo diametraal in tegenstelling tot wat ik tot dan toe had meegemaakt. Ongeveer een jaar nadat ik afstudeerde, vroeg Alexey me om deel uit te maken van (wat destijds was) zijn galerie en de artistieke selectie ervan te cureren.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
A: Wij zijn een conceptuele, experimentele galerie die werkt met jonge kunstenaars uit heel Europa. Kunstenaars die zich uit durven te spreken over hedendaagse problemen zoals seksuele identiteit, oorlogstrauma en gentrificatie.
M: Dat klopt, we werken met jonge kunstenaars die radicale kunst maken. We zijn hier geleidelijk naar toe gegaan omdat we allebei gefascineerd zijn door de verhalen die ze te vertellen hebben en omdat we vinden dat iedereen de kans moet krijgen om ze te horen en het plezier van het zien van de hoge (visuele en conceptuele) kwaliteit van hun werk.
Gekscherend omschrijf ik de kunst die wij tonen wel eens als raar, kritisch, ietwat duister en soms ongemakkelijk. Allemaal bijvoeglijke naamwoorden die ik als positief beschouw waar het de hedendaagse kunstproductie betreft, omdat die een directe afspiegeling van onze samenleving is.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
A: Ik geniet echt van de spanning in aanloop naar een nieuwe show. Na weken en dagen van werken aan de show, komt hij plotseling tot leven met bezoekers, stemmen en nieuwsgierige ogen.
M: Als curator vind ik het leukste onderdeel de tijd die ik besteed aan het samenwerken met de kunstenaars. Dit kan variëren van het opbouwen van de tentoonstelling in de galerie, het bespreken van lopende projecten tijdens een kop koffie, tot het brainstormen over de omvang en complexiteit van nog te realiseren installaties. Het populairst is echter de tijd die ik samen met hen en Alexey doorbreng, kletsend met wat wijn, bier en lekker eten. De persoonlijke contacten die we over de jaren die we in deze slechte kunstwereld hebben doorgebracht hebben opgebouwd zijn zonder twijfel het meest waardevolle van alles.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
A & M: We genieten altijd van de artistieke keuze van Perrotin Gallery, Gallery Joey Ramone, Gallery Nature Morte Delhi, Metronom Gallery en Dürst Britt & Mayhew Gallery.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
A: In een ideale wereld zou ik heel graag de enige galeriehouder zijn die Rembrandt van Rijn vertegenwoordigt. Hoewel hij tot de academische kunst behoort, raak ik toch altijd geïnspireerd door zijn tekeningen en schilderijen; hij is nog steeds een kunstenaar om te ontdekken.
M: De kunstenaars die we op dit moment vertegenwoordigen, met de mogelijkheid om het aantal in de toekomst naar eigen goeddunken uit te breiden. Persoonlijk beschouw ik deze ‘baan’ van mij in de kunstwereld geen sociale springplank om later ‘grotere’ of ‘belangrijkere’ namen te vertegenwoordigen die al bekendheid zijn en worden vereerd en aanbeden door een breed publiek. Ik zie het meer als mijn taak om de kunstenaars met wie ik al samenwerk (en eventueel anderen in de toekomst) de ruimte, veiligheid en alle middelen te bieden die nodig zijn om zich vrij uit te drukken en te kunnen doen wat hun hartje begeert en alles wat hun verbeelding voortbrengt.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
A: Tegenwoordig is de meest waardevolle en belangrijkste eigenschap van een kunstwerk, tentoonstelling of beurs of het ‘Instagramable’ is. Soms voelt het alsof dit de enige eigenschap is die telt: een foto van een werk op een tentoonstelling delen en getagd worden.
M: Persoonlijk vind ik dat we in zo'n staat van permanente verandering verkeren dat het erg moeilijk is vast te stellen hoe een en ander 'ervoor' en 'erna' was en om de verandering zelf te kwantificeren. Ik zou eerlijk gezegd niet in staat zijn om zaken aan te wijzen die de afgelopen jaren zijn veranderd, aangezien we tijdens de pandemie onze manier van leven ook radicaal moesten aanpassen.
Wat/wie verzamelt u zelf?
A: Ik zou graag meer werk willen verzamelen. Momenteel heb ik werk van jonge kunstenaars: Natalia Grezina, Jake Kelly, Babette Klein, Willem Besselink en nog veel meer. Ik ben ook erg trots op mijn collectie landkaarten en designmeubels.
M: Helaas heb ik niet de financiële middelen om kunstverzamelaar te zijn, maar ik heb wel een aantal mooie kleinere werken van een paar bevriende kunstenaars: Natalia Grezina, Lizan Freijsen, Samuele Canestrari, Rada Nita Josan en Vladimir Radujkov. Aan de andere kant verzamel ik fotoboeken, die zijn veel betaalbaarder en vaak zijn het kunstwerken op zich. Ik heb een verscheidenheid aan publicaties, van de meer klassieke fotografische essays van de bekende namen tot kleine boekjes van kleinere uitgevers en compacte meesterwerken die verschillende papiersoorten gebruiken, experimentele publicaties, kinderspeelgoed en zelfs stof samenbrengen.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
A: Ja, absoluut. Uiteraard bleef niemand gespaard voor deze impact. Daarnaast ben ik ongelofelijk geschrokken van de oorlog in Oekraïne. De combinatie van een pandemie en een oorlog heeft de manier waarop ik naar de kunstwereld kijk drastisch beïnvloed. Ik ben ongelooflijk pessimistisch geworden en het is eenvoudig om dit sentiment bij het publiek waar te nemen. De kunstwereld is somberder dan ooit tevoren.
M: Recent merkte ik dat ik door de pandemie een gewoonte heb ontwikkeld die ik jammerlijk vind. Doordat de meeste kunst die we tijdens de lockdowns consumeerden digitaal was (virtuele tentoonstellingen, Instagram-lives, feeds op sociale media, masterclasses op Zoom, noem maar op), bevind ik me nog steeds in deze puur digitale wereld. Zelfs nu de musea weer open zijn en er overal waar ik kom prachtige tentoonstellingen te zien zijn. Ik heb mezelf beloofd af te kicken en de tentoonstellingen die ik op Instagram zie te bezoeken in plaats van ze online te bekijken. Er is tenslotte niets zo stimulerend als kunst in het echt te zien!