In de tentoonstelling ‘All That Glitter’ in Galerie Stigter Van Doesburg richt Elspeth Diederix haar aandacht op objecten die doorgaans aan onze blik ontsnappen. De kunstenaar staat bekend om haar vermogen om het vertrouwde opnieuw te laden met betekenis. Geen idyllisch decor, maar objecten die je normaal gesproken niet langer dan een seconde zou bekijken en die, in haar handen, veranderen in zorgvuldig opgebouwde beelden vol spanning, poëzie en subtiliteit. Soms subliem en onwaarschijnlijk mooi, soms vooral menselijk. Voor deze tentoonstelling kiest de kunstenaar niet voor botanische of onderzeewerelden, maar voor beelden die dicht bij huis lijken te zijn ontstaan: in de keuken, op tafel of in haar beroemde tuin.
Elspeth Diederix werd in 1971 geboren in Nairobi en groeide op in Colombia als dochter van een geoloog. In 1990 verhuisde ze naar Nederland, waar ze studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie, gevolgd door een residentie aan de Rijksakademie. In eerste instantie begon ze in deze periode met het maken van sculpturen en schilderijen, maar uiteindelijk vond ze in de fotografie het medium waarin al die achtergronden samen konden komen. Maar dat sculpturale en schilderachtige blijft nadrukkelijk aanwezig in haar praktijk. Soms zoekt ze daarbij persoonlijke grenzen op, zoals voor een reeks dromerige onderwaterstillevens, ondanks het feit dat ze zichzelf omschrijft als een ‘bange duiker’. Het werk van Diederix was onder meer te zien in Foam Fotografiemuseum Amsterdam, Huis Marseille, het Stedelijk Museum, De Nederlandsche Bank, het Mauritshuis, Centre Photographique Rouen Normandie, Kunsthal Rotterdam, het HEM, het Fries Museum, De Mesdag Collectie, Fotodok, de Rietveld Arsenale (Venice Arsenale), het Dordrechts Museum, Stedelijk Museum Schiedam en het Nederlands Fotomuseum. Het werd opgenomen in de collecties van Stedelijk Museum Amsterdam, de AkzoNobel Art Foundation, het AMC, de Rabobank, ABN AMRO en UMC Utrecht. In 2002 won ze de toonaangevende Prix de Rome voor Fotografie. Ze publiceerde bovendien verschillende fotoboeken.
Toen de kunstenaar in 2009 een studio kreeg in de Witte de Withstraat in Rotterdam bleek daar een grote tuin bij te horen. Ze volgde een hoveniersopleiding om beter te begrijpen hoe planten groeien en reageren. In 2019 opende ze in Amsterdam-West een bijzonder doorlopend project: het 800 vierkante meter tellende ‘The Miracte Garden’, een unieke, experimentele en openbare bloementuin in het Erasmuspark die volledig werd uitgedacht, uitgevoerd en onderhouden door de fotograaf. De tuin bevat honderden schitterende bloemsoorten en, door de jaren heen, ook een aantal mislukte experimenten. Het resultaat is een dynamische tuin die tijdens ieder bezoek net iets anders zal zijn. In 2021 werd het project genomineerd voor de Amsterdamprijs voor de Kunst.
Die combinatie van observatie en ingreep vormt de kern van haar praktijk, ook wanneer de natuur niet het directe onderwerp is. Diederix is geen observator, maar een bouwer: ze construeert haar ogenschijnlijk speelse beelden buitengewoon precies, waarbij ieder element in een tableau handmatig wordt aangepast, verplaatst of gecreëerd. Haar foto’s ontstaan via maquettes, tekeningen, tests en uiterst precieze ingrepen in het materiaal zelf. Digitale manipulatie speelt geen rol: als er iets moet veranderen in het beeld, dan verandert ze het object in de fysieke wereld.
In de tentoonstelling in Galerie Stigter Van Doesburg zien we bijvoorbeeld een citrusvrucht die langzaam in leer lijkt te veranderen, achteloos balancerend op een broodrooster, maar weergegeven als een zeventiende-eeuws stilleven. Het matte van de vrucht en het blad contrasteert met het glanzende apparaat waarop het rust. Diederix speelt hier met huid, licht, schaduw en transformatie. Ze positioneert het fruit niet als memento mori, maar als een uitnodiging om te kijken naar het moment dat voorafgaat aan verval, de schoonheid in het proces zelf.
In de expositie zien we ook een half zichtbaar zelfportret, weerspiegeld in een mat zilverkleurig papieren wegwerpbordje. De weerspiegeling is zo diffuus en vervormd dat het geheel iets surrealistisch krijgt: de kunstenaar is alleen aanwezig als echo, opgelost in het oppervlak. Geen directe blik in de lens, maar een observatie van hoe een lichaam terugkaatst in een gekreukt gebruiksvoorwerp dat onverwacht beeldend blijkt te zijn.
Verder zien we onder andere twee lange benen in een knalgele (of blauwe) panty, afgedrukt op 120 x 57 cm, dus vrijwel levensgroot weergegeven. Daarnaast toont de kunstenaar een gedrapeerd tafelkleed met een spannend patroon. De geborduurde motieven zijn bloemachtig, maar niet naturalistisch. Ze roepen een systeem van ordening op, maar blijven speels en ritmisch.
In een ander werk zien we een halfverwelkt bosje bloemen in een ouderwets vaasje waarin een paar (nog) kwieke bloemen fier en eigenwijs afsteken. De bloemen zijn niet vers, maar juist in dat fragiele stadium waarin de kleuren nog intens zijn terwijl de stelen hun stevigheid verliezen. Verderop in de tentoonstelling zien we een pruim waarop een oog is getekend dat terug lijkt te kijken. Het werk krijgt een licht ontregelende lading door de structuur van de pruim, met zijn dunne vlies aan de buitenkant en het zachte, bijna vloeibare vruchtvlees eronder, die op een ongemakkelijke manier aan een oog doet denken.
Diederix doet hiermee een beroep op de zintuiglijkheid van de kijker. Ze deelt scènes waarin ze energie even vasthoudt, vertraagt en opnieuw vrijgeeft. De tentoonstelling verwijst bovendien impliciet naar de lange samenwerking tussen de kunstenaar en en de galerie, die ruim twintig jaar geleden begon bij Diana Stigter en nu zichtbaar is in de vanzelfsprekende en intuïtieve afstemming tussen werk en ruimte.