Zodra je de eerste stap hebt gezet in de Annet Gelink Gallery in Amsterdam ben je zonder het te weten onderdeel geworden van de tentoonstelling Entering the Studio van Sarah van Sonsbeeck.
De zwarte vloer in de eerste ruimte valt misschien niet direct op, maar je loopt in feite over één groot canvas. Van Sonsbeeck maakte hiervoor gebruik van Faraday-verf, een verfsoort die elektromagnetische straling blokkeert. Maar het is ook een buitengewoon kwetsbaar materiaal dat snel krast en daardoor de onderliggende grafietlaag blootlegt. Het vloerwerk, dat inmiddels iets weg heeft van een abstract sterrenstelsel, is daardoor continu in beweging, veranderend onder de voeten van de bezoekers. Van Sonsbeeck lijkt te spelen met authenticiteit en originaliteit. Als je de prijslijst er bij pakt dan zie je dat ‘gallery actions’ één van de genoemde materialen van dit werk is. Als je verder loopt dan zie je twee prachtige werken aan de wand die mede resultaat zijn van ‘studio actions’.
Het omarmen van die kwetsbaarheid en het bieden van ruimte aan toeval is tekenend voor het werk van Van Sonsbeeck. Toen ze jaren geleden op de drukke Amsterdamse Overtoom woonde dreven haar luidruchtige buren haar soms tot wanhoop. Dat veranderde toen ze een interview las met de beroemde Amerikaanse kunstenaar Bruce Nauman. Nauman gelooft dat alles wat er in zijn atelier gebeurt de potentie heeft om kunst te zijn. Van Sonsbeeck besloot om de controle af en toe los te laten en ruimte te bieden aan toeval, ongewenste elementen, ongelukjes en miscommunicaties. Ze raakte geïnspireerd door het concept stilte en het gezegde "spreken is zilver, zwijgen is goud”. Goud is misschien geen populair materiaal binnen de hedendaagse kunst, maar Van Sonsbeeck weet het materiaal vaak nieuwe vorm en betekenis te geven. In 2016 stelde Van Sonsbeeck haar werk tentoon in de goudkluis van De Nederlandsche Bank. Op de directietrap was een gestold plasje goud te zien: alsof een goudstaaf ter plekke was gesmolten op de trap en langzaam zijn weg naar beneden zocht. Van Sonsbeeck vond het interessant om te zien dat dit werk zo verschillend werd geïnterpreteerd. Sommige mensen zagen het werk als een symbool voor de instabiliteit van het bankwezen, anderen zagen niets meer dan een vlek of de waarde die het materiaal vertegenwoordigt: een goudstaaf is een half miljoen euro waard. Die vrijheid om een eigen interpretatie te zoeken is iets wat ze actief aanmoedigt in de kijker. Kan een werk bovendien veranderen naarmate de tijd verstrijkt, doordat de context, of het werk zelf, verandert?
Het verstrijken van tijd staat ook centraal in de tentoonstelling bij Annet Gelink. Als je de tweede ruimte in loopt dan zie je twee levensechte rotsblokken, vervaardigd uit was en brons. Rotsen roepen meteen associaties van stabiliteit, duurzaamheid, oneindigheid en standvastigheid op. Van Sonsbeeck maakte een paar jaar geleden een rotswerk dat ze bij de Hunebedden wilde plaatsen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dacht dat die locatie diefstalgevoelig zou zijn en het werk werd daarom langs de nabijgelegen weg geplaatst. Helaas zagen sommige mensen het als dé plek om hun blaas te legen, wat in combinatie met weersomstandigheden zorgde voor erosie van de bronzen toplaag. Het werk, dat een monumentale boodschap moest uitdragen, werd door deze menselijke interactie en miscommunicaties het onbedoelde symbool voor de relaties tussen mens en object. Die soms oncontroleerbare en tegenstrijdige evolutie van haar werk - door menselijk toedoen of het verstrijken van tijd - lijkt in meerdere werken terug te komen.
Van Sonsbeeck voelt dat we in een tijdperk leven waarin menselijke interactie tot een minimum beperkt is, waarin communicatie vaak digitaal is en we onze tijd doorbrengen in gecontroleerde ruimtes. Ze krijgt steeds sterker het gevoel dat tijd een eindig concept is – en nodigt ons daarom uit om iets meer aandacht te geven aan de intieme momenten en toevallige gebeurtenissen die anders onopgemerkt aan ons voorbij gaan. Het is een tentoonstelling die uitnodigt om net even iets beter te kijken. Anders loop je bijvoorbeeld zomaar voorbij aan het kleine kraantje in de hoek, waarbij een druppel goud brutaal zijn weg naar beneden lijkt te willen vinden. Of de emmer, die gevuld is met een klein laagje goud. Als bezoeker loop je naar buiten met een gevoel dat je niet vaak krijgt in een galerie: dat je zelf hebt bijgedragen aan de kunst.