Folkert de Jong in gesprek met Sandro Droschl - juni 2021
De tentoonstelling heeft de titel Anomalies. Varianten op de oud-Griekse term anomalia, wat ‘onregelmatigheid’ betekent, zijn onder andere terug te vinden in het Latijn, Frans en Duits. De betekenis van deze varianten neigt vaak naar het abnormale. Binnen de context van deze tentoonstelling verwijst Anomalies naar twee verschillende, maar samenhangende zaken: het lichamelijke en psychologische. Kun je hier meer over vertellen?
De titel van deze tentoonstelling is ontleend aan Storm, een karakter uit de gelijknamige stripboekenreeks van Marvel, getekend door Don Lawrence, Martin Lodewijk en Dick Matena. Ik las de stripboeken als tiener. Hoofdpersonage Storm is een astronaut die beland in een andere tijd-ruimte-dimensie waarin samenlevingen ineenstorten en wreedheid de overhand krijgt. De kwade dictator Marduk heeft het op Storm gemunt, wie hij ‘the anomaly’ noemt. Storm bemachtigt een kosmische energie die de kwade dictator zelf wil gebruiken om een god te worden. Wat mij vooral fascineerde bij recentelijke herlezing van dit stripverhaal zijn de parallellen tussen mijn huidige realiteit en de fictionele, dystopische wereld die wordt geschetst in stripboeken, films en andere verhalen zoals Storm. Doordat verhoudingen zijn omgedraaid, zoals het verschil tussen het leven op aarde en een buitenaardse wereld, is Storm niet langer gelijk aan zijn naasten, maar vormt hij de uitzondering. De normen en waarden die hij met zich meeneemt van de aarde betekenen niets meer in een nieuwe wereld.
Wat mij interesseert is het idee van wat ‘normaal’ wordt gevonden binnen een samenleving en de veranderlijkheid hiervan. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in dat wat afwijkt van wat de norm is omdat het grenzen overschrijdt en daarmee wat ‘normaal’ is steeds herdefinieert. Ik ben overtuigd van de schoonheid en kwetsbaarheid van dat wat afwijkt van de norm. Ook uit de evolutietheorie blijkt het belang van afwijking en aanpassing voor het voortbestaan van een organisme; wat ‘normaal’ is, blijft altijd veranderen. Als kunstenaar geef ik mezelf de ruimte om los van wat ‘normaal’ is te denken. Voor de tentoonstelling bij Galerie Fons Welters richtte ik mij op het onderzoek naar het oprekken van wat ‘normaal’ is voor mensen, het menselijk lichaam en de moraliteit van huiselijke objecten. Hiervoor gebruik ik afgietsels van herkenbare objecten zoals huishoudelijke attributen, kleding, schoenen en lichaamsdelen. Door het clichématige van deze objecten te transformeren, worden ze vervreemd van hun betekenis en worden ze enigszins banaal.
Door objecten af te gieten in was en epoxy probeer ik de betekenis los te koppelen van het beeld waardoor een nieuw object ontstaat. Terwijl ik een object aan het ‘transformeren’ ben, vraag ik me altijd af wat ermee zal gebeuren: kan het bespottelijk worden of ontstaat er iets waardevols? Ik zie graag iets ontstaan dat de relativiteit van betekenis blootlegt, een object dat het mogelijk maakt het materiaal tot een irrationele wereld te verheffen waarin nieuwe ideeën kunnen ontstaan over de toekomst van onze geestelijke relatie tot onze materiële omgeving.
Stijlmiddelen van het groteske doordringen de hele tentoonstelling. Het groteske verenigt twee tegenstellingen: het absurde en het komische aan de ene kant en het tragische, lelijke en angstwekkende aan de andere kant. Het verbindt horror met komedie en ontzetting met gelach. Het menselijk lichaam – getransformeerd en gefragmenteerd - vormt vaak een centrale rol in jouw omgang met het groteske. Kun je daar meer over vertellen?
Ik maak expres werken die grotesk zijn omdat ik mijn eigen leefomgeving ervaar als een grotesk decor. Ik vraag me wel eens af of ik de enige ben die dit zo ervaart. Uiteindelijk kennen alle mensen het zelfde einde: de dood. Om dit vooruitzicht draaglijk te maken, lijkt het mij belangrijk dit gegeven te omarmen. Wanneer ik werk aan een nieuwe tentoonstelling ga ik op zoek naar de perfecte balans tussen het onvermijdelijke, pijnlijke, verdrietige en meest deprimerende enerzijds en het meest lichtvoetige, bespottelijke, kleurrijke en vrolijke anderzijds. Door deze twee uitersten met elkaar te verbinden, wordt het kunstwerk het medium waarmee iemand kan reflecteren op diens eigen positie tussen die twee uitersten.
Intrigerend is het spanningsveld tussen aan- en afwezigheid. Neem bijvoorbeeld de werken die overduidelijk gebaseerd zijn op objecten uit het dagelijks leven maar daar ook sterk van afwijken. In deze tentoonstelling spelen verschillende vormen van afwezigheid een rol. Hoe ingewikkeld is het om deze afwezigheid tot stand te brengen?
Iedere technische handeling in de productie van een werk is een ware uitdaging, maar helemaal wanneer ik iets wil maken dat er niet is. Alhoewel ik van te voren schetsen maak van wat ik voor ogen heb, gebeuren er tijdens het werkproces altijd onverwachte dingen. Door sommige aspecten van het maakproces aan te passen, creëer ik ruimte om dingen te laten mislukken. Door het werkproces met opzet te corrumperen, ontstaan objecten die een eigen betekenis en autonomie hebben. Zo kunnen de verkeerde vermenging van chemicaliën of een slecht gesloten mal zorgen voor allerlei vervormingen. Hierdoor wordt het werk niet alleen kwetsbaar en uniek, maar ook mooi en intrigerend. Het is voor mij een metafoor voor de wijze waarop mislukking het potentieel van iets nieuws kan verhullen.
Gebruik je voor je sculpturen en de wijze waarop je ze installeert strategieën afkomstig uit performance of film?
Ja, ik denk van wel. Ik ben oorspronkelijk opgeleid tot verpleger. Pas veel later begon ik met het maken van kunst. Ik werkte toen met performances. Volgens mij is er een interessante relatie tussen het werken in een ziekenhuis en het werken met performances: ik zie kunst namelijk ook als een heilzame activiteit. Wist je trouwens dat ‘operatiekamer’ in het Engels operation theatre wordt genoemd? In theaterstukken en films is er altijd een scenario en een choreografie. Het maken van een tentoonstelling bevat wat mij betreft ook deze twee componenten. Voor mij staan de ervaring van en communicatie met de bezoeker voorop. Tijdens de opbouw van een tentoonstelling vraag ik mij voortdurend af wat ik communiceer aan het publiek. Ik wil tegelijkertijd transparant en grotesk zijn; zaken uitvergroten en onthullen.
Sandro Droschl is curator en directeur bij HALLE FÜR KUNST Steiermark, Graz, Oostenrijk