Marc De Blieck - Traces
Monumenten die eruit zien als afbeeldingen (van monumenten). Foto's die monumenten afbeelden. Foto's van monumenten die lijken op foto's van monumenten. Foto's die lijken op foto's. Afbeeldingen waarbij alle dimensies tot een plat vlak gereduceerd werden. Wat zou de betekenis van die reductie kunnen zijn? Kan zij iets toevoegen? Vragen die men zich kan stellen bij het oeuvre van Marc De Blieck - en die hij zich ook zelf stelt.
In tegenstelling tot wat deze bevraging zou kunnen oproepen is het oeuvre van Marc De Blieck ongemeen rijk aan meticuleus uitgewerkte beelden die resulteren in werken die de toeschouwer een bovenmaatse esthetische ervaring verschaffen bij het doorgronden ervan.
Marc De Blieck keert bovendien terug naar zijn eerste praktijk als schilder. Hij toonde deze zomer in de groepstentoonstelling The beginning of The 21st century” in onze galerij reeds enkele nieuwe met foto inkt geschilderde werken op Japans papier. Hij zegt daarover: "Het zijn geen composities, zij zijn het resultaat van procedures. Het zijn sporen, geen geschriften, zij kunnen niet als een schriftuur gelezen worden. Het heeft veel met de black box van de fotografie te maken, met een magisch spel dat men nooit kan beheersen. Het krijgt pas betekenis als men het samen speelt".
Marc De Blieck (°Sint Niklaas BE 1958) – leeft en werkt in Gent (BE).
Jeroen Laureyns over Marc De Blieck (2021)
‘Verstomming & sacraliteit’ over de foto’s van Marc De Blieck
De allereerste keer dat ik oog in oog stond met de grote zwart-wit foto’s die Marc De Blieck tussen 2009 en 2018 gemaakt heeft was op de tentoonstelling ‘The Photographic I – Other Pictures’ in 2018 in het SMAK. Zijn beelden sloegen mij met verstomming en dat mag je letterlijk nemen. Ik stond aan de grond genageld, maar met welke woorden of begrippen ik de schoonheid die ik erin zag kon vatten, ontgaat mij tot op de dag vandaag.
Een criticus die van het in publiek spreken over zijn voor- of afkeuring zijn missie gemaakt heeft, sprakeloos achterlaten is misschien niet zomaar een fait-divers, maar misschien wel de meest wezenlijke uiting van waar Marc De Blieck, zoals zoveel andere beeldende kunstenaars, in essentie op zoek zijn: beelden maken die voorbij de beperking van de taal gaan.
En toch, ook al is elke bespreking van kunst zich bewust van haar beperkingen en onvolledigheid ten opzichte van elk groot kunstwerk, hier gebeurde iets waardoor elk woord, elke begrip dat ik zou kunnen gebruiken om het geheim van het kunstwerk te ontrafelen mij volstrekt zinloos leek. Niet dat ik mij even gekweld voel als de zwijgende J.M. Coetzee wanneer hij op een strand in Zuid-Afrika (was het aan Kaap de Goede Hoop?) door Wim Kayzer gedwongen wordt om woorden te zoeken voor de onbeschrijfelijke schoonheid van dat landschap of mij gebonden voel door het Wittgensteinse dictum ‘wovon man nicht sprechen kann darüber muss man schweigen’, maar zelfs mijn geliefde pedagogische methode van de ‘ekphrasis’ (beschrijving) leek hier op de schoonheid van die beelden spaak te lopen. Wat bent u ermee wanneer ik begin te beschrijven dat het gaat om grote foto’s in zwart-wit van monumenten uit de Werelderfgoed lijst waar de fotograaf gedurende enkele jaren lang naartoe is gereisd om die van dichtbij te fotograferen zonder dat het close-ups of verkorte perspectieven oplevert? Of dat er zo vaak zwarte gaten in de vorm van deuren in monumentale gebouwen of delen die uit de kunstwerken verdwenen zijn verschijnen?
Wat baat het wanneer ik meer over de ideeënwereld van de kunstenaar begin te vertellen die in zijn doctoraatsboek ‘Bewaar als afbeelding’ de ambitie uitspreekt om van een afwezige naar een aanwezige kunstenaar te evolueren, zich beleefd uitlaat over het doctoraat in de kunsten dat hij als ‘een onschadelijke folklore’ bestempelt en vertwijfeld opschrijft hoezeer hij niet gelooft in ‘de dienstbaarheid aan de geletterdheid’ waar de onderzoekskunstenaar aan onderworpen wordt.
Veel duidelijker kan je het radicale standpunt van een beeldend kunstenaar niet verwoorden die juist beelden maakt omdat hij de taal ontoereikend of ongeschikt vindt. Maar ook ik kan hier voorlopig aan u als lezer niets anders melden dan dat ik in negatieve termen over deze foto’s van Marc De Blieck kan schrijven. Niet negatief in de zin dat ik ze niet goed vindt (au contraire!), maar negatief in de zin dat ik u voorlopig alleen kan vertellen wat ze niet zijn. Wanneer Marc De Blieck in zijn foto’s van gemusealiseerde kunstwerken zo nadrukkelijk sokkels, vitrine, kaders, reflecties, stopcontacten of andere praktische aspecten laat zien, dan is het niet als een vorm van institutionele kritiek op het artificiële kader van museumkunst. Of wanneer hij zo onnatuurlijk dicht met zijn mechanisch cameraoog veel werken gefotografeerd heeft, is dat ook niet om het idee van de niet-belichaamde blik, laat staan de kritiek op de ‘managerial gaze’, nog maar eens te herhalen.
Niet zomin als de schaal waarin de foto’s zijn afgedrukt en in de bijschriften zijn weggelaten, maar elke keer meer dan 1 meter hoog en 1 meter breed, het oude debat over de rivaliteit tussen schilderkunst en fotografie willen heropenen. (Hoe verleidelijk dat ook is, aangezien hij nu terwijl hij van zijn postnatale doctoraatsdepressie aan het bekomen is, terug gekeerd is naar de schilderkunst en in de handeling alleen al van het schilderij meer rust vindt, dan in de fotografische handelingen.)
Laat staan dat hij de oude kritiek op het museum als de grafkelder van de kunst nog maar eens herkauwt, maar misschien wel integendeel juist het omgekeerde doet: op zoek gaat naar een manier om als fotograaf zichzelf weg te cijferen en een beeld te maken dat een oorspronkelijke bewondering tot uitdrukking brengt voor de absolute schoonheid van al die gebouwen en kunstwerken die door een samenleving zo zorgvuldig worden bewaard.
Ik kan mijn ervaring van verstomming alleen vergelijken met het gevoel voor ontzag en verstilling dat mij overviel elke keer wanneer ik in mijn jeugd in een zomers Frankrijk de grote kerken, kathedralen en kloosters bezocht. Een sacrale ervaring dat er iets groter, mooiers en belangrijker bestond dan mijzelf en de menselijke soort. Een diepe, niet-religieuze maar wel sacrale esthetische ervaring. Is het dat niet wat elk van die foto’s zo magistraal maakt? Misschien is dus Marc De Blieck, net zoals zijn collega Peter Morrens die op ditzelfde moment in zijn ‘solo’-tentoonstelling in de Warande een foto van Marc De Blieck van een votiefbeeld uit het Afrikamuseum heeft opgenomen, een afwezig kunstenaar in de positieve zin van het woord, waarin zij alle twee in de traditie van het Belgisch beeldscepticisme passen en de Barthesiaanse dood van de auteurschapsidee, waarin het verdwijnen van het ego van de grote kunstenaar en de breuk tussen de woorden en de beelden, geen nihilistische invulling krijgt, maar een vitalistische.
Het spijt me beste lezer dat ik opnieuw zo intellectueel en theoretisch moet eindigen door wat er hier gebeurt toch terug te proberen te kaderen binnen mijn eigen beperkte intellectuele vermogens en ideeën en u alleen maar ook door middel van analogie de vinger op het wonder van deze kunstwerken te leggen, maar ik kan de sacrale stilte en verstomming die mij overvallen bij het bekijken van die werken enkel vergelijken met de ervaring van de tijd bij geboorte en dood en de Absolute Heiligheid van het Leven.
Het spijt me Marc dat ik zo priesterlijk plechtig moet eindigen, maar dit is waar de taal mij voorlopig gebracht heeft.
Hartelijke groeten van het fictieve Agentschap voor Geestelijke Gastarbeid, de Belgische Sectie.
dr. Jeroen Laureyns