"Ik denk aan een werk dat de strijd tussen periferie en centrum tastbaar maakt. Twee façades, één uit een arbeiderswijk en één uit het historisch centrum, beslissen, als waren het personages uit Shakespeares komedie The comedy of errors, om elkaars plaats in te nemen. Twee perfect nagemaakte gevels verhullen de originele, echte gevels. De gevels worden als het ware ontdubbeld. Met een kraan wordt de nagemaakte van zijn originele gevel gepeld. Daarna worden de gevels samen in een feestelijke optocht op vrachtwagens door de stad gereden. Om uiteindelijk hun eigen weg te gaan. De namaak-historische gevel wordt met een kraan tegen de arbeidersgevel geplaatst en de arbeidersgevel komt in de plaats van de historische gevel.
De stad wordt als het ware door elkaar gehaspeld, als een soort van omkeringsritueel.
Als een huis een levend lichaam is, dan is de gevel zijn gezicht, met sprekende karaktertrekken. De ramen zijn als ogen, als spiegels van de ziel. Je zou kunnen zeggen dat de gevel van een gebouw niet alleen uitdrukking geeft aan hoe er op microniveau binnen in het huis geleefd wordt maar ook hoe we op macroniveau onze samenleving inrichten. In de late Middeleeuwen en zeker in de Barok ging in de binnenstad alle aandacht naar de buitengevel als omranding van de publieke ruimte. Het leven speelde zich dan ook grotendeels op straat af. Zo werd de buitenruimte binnenruimte en struinde de stedeling door de stad van kamer naar kamer. Met de opkomst van de industralisatie en het egalitarisme van Le Corbusier wordt wonen iets functioneels, iets individueels. De focus verschuift van buitenruimte naar binnenruimte. Niet het gouden plaasterwerk doet er toe, maar wel de creatie van (binnen)ruimte. De functionele, sobere buitengevel drukt die paradigmashift uit.
Door de gevels te verwisselen toon je ze geïsoleerd van elke context, in al hun naaktheid. Automatisch dringt er zich een waardeoordeel op. Wat is het meest waard: een historische gevel met gouden plaasterwerk of een arbeidersgevel met twee schotelantennes? Wat maakt iets van waarde? De ouderdom? De herkenbaarheid? De mate van afwerking? De hoeveelheid protserig goud of plaasterwerk? De authenticiteit (veel van die zogenaamd historische gevels zijn ook nep, kopieën)? De creativiteit waarmee een gevel door de jaren heen door zijn bewoners al bricolerend is aangepast?
Ik denk dat het goed is deze vraag naar waarde onbeantwoordt te laten. Het is net als in Italo Calvino’s verhaal over de stad Maurilia waarin hij stelt dat het zinloos is je af te vragen of de nieuwe goden die de stad bestieren beter of slechter zijn dan de oude goden, aangezien er tussen hen geen enkele band bestaat. Het is juist de context die betekenis geeft."