Concepten zoals assemblage en installatie ontstaan in de jaren 60 van afgelopen eeuw. De oorsprong kan gedateerd worden naar het ‘Realistic Manifesto’ van de jaren 20, wanneer Naum Gabo en Antoine Pevsner denken aan die vierde dimensie van de kunst, die Bill Viola jaren later ‘temporariness’ zou noemen. Desondanks de ontwikkelingen in conceptuele kunst en minimalisme in de Verenigde Staten, is het Europa waar de confrontatie van politieke ideeën en manieren om na te denken over het object zich binnen de kunstscene ontwikkelt. Deze kunstenaars beschouwen de creatie en de daaropvolgende evolutie als grensverleggend. Het materiaal wordt niet gezien als een bron op zich, het object neemt niet de vorm aan van een afbeelding, maar wordt beschouwd als een levend iets dat deelneemt aan het drama van het menselijk bestaan.
Een kunstenaar als Gert Scheerlinck ontsnapt niet aan een dergelijk verhaal. Zijn inzichten zijn niet opgebouwd uit het scheiden van de grenzen tussen sculptuur en installatie, hij zoekt in zijn verschillende werken net die fragiele overgang tussen sculptuur en installatie op, in een taal waar het object als een performer zijn plaats in de scene improviseert. Het werk van Gert heeft veel gemeen met Latijns-Amerikaanse kunstenaars die dit soort werk belichamen, we refereren hier naar Cildo Meireles en Gabriel Orozco. Zijn werk betreed die hybride zone van het wereldwijde en het lokale, waarbij de kunstenaar een gesprek opent tussen het territoriale en het universele.
Scheerlinck uit zich niet in rede of uitspraken, zijn boodschap zit diep verborgen; als een soort ‘misvatting’ nestelt het zich in zijn werk, tot iets wat we moeilijk kunnen ontcijferen. Hij is een poëet, een verhalenverteller die ons vanuit verschillende invalshoeken waardes aanreikt die een symbolische dimensie bereiken: industrialisatie, communicatie, bewustzijn van ecologische rampen op onze planeet, … waardes die zich onthullen als microdissecties. Het gaat er altijd om een mogelijk verhaal te vinden in wat we zien; een zoektocht naar de essentie, waarbij de ontdekking van ‘het detail’ discreet wijst op de complexiteit van zijn taal.
Hiermee introduceert Scheerlinck een manier van denken over kunst die, hoewel soms vrij donker, weet rekening te houden met de kracht van verbeelding. Naar mijn mening zorgt Gert voor die onverwachte wending via een eigen symboliek, als een vervreemding tussen de vondst en wat geprojecteerd wordt als realiteit. Scheerlinck creëert die ‘andere’ plaats, waar elk werk een beeld van het leven zelf is, in kleine en hogere verwachtingen, in dromen en nachtmerries, in vaststellingen en verzuchtingen, …
Jorge Antonio Fernandez Torres
Art critic, curator and director of the Museo Nacional de Bellas Artes de Cuba