Paul Bourgeois is steeds een schilder gebleven, alleen verdween tijdens zijn evolutie het gebruik van verf en doek. Zijn materiaal vergaart hij langs spoorwegbermen en braakliggende terreinen zodat zijn atelier zich uitstrekt tot de meest verloren hoeken. Vellen samengekoekte affiches die zichzelf losgeweekt hebben van hun drager en afgestoten op de grond achterblijven, reanimeert hij. Het is niet zozeer de reclamezijde, het beeld aan de voorkant, die zijn voorkeur wegdraagt, als wel de commercieel onbeduidende achterzijde. De boodschap gericht naar het publiek pretendeerde een 'eeuwige waarde' maar schijnt in ijdelheid vergaan te zijn. Hoewel de overgebleven resten vaak versteviging vereisen, probeert hij het kwetsbare karakter zoveel mogelijk te bewaren en te versterken door ze maandenlang over te leveren aan de inwerking van de natuur. Soms kristalliseert hij het stof uit zijn atelier en laat het op het werk neerdwarrelen, fixeert het, herhaalt het proces tot een interessant spel van lagen ontstaat.
Zijn belangrijkste artistiek, technische handeling bestaat uit het perforeren. Nauwgezet, weloverwogen, in alle rust brengt hij in de door de natuur toevallig ontstane vorm een strak patroon van duizenden doorboringen aan. De volledig geprepareerde ondergrond wordt door de monnik in de cel betekend.
Met een reliëf verhogende scherende lichtinval, tonen de werken zich met dezelfde intensiteit aan de lezer als de steen van Rozette aan zijn ontdekker. Ook hier kan nu de ontdekkingstocht beginnen.