In Baronian Xippas in Knokke is tot en met 3 oktober de tentoonstelling ‘THIRTEEN EARTHLY PICTURES’ te zien, met nieuwe werken van het beroemde en excentrieke kunstenaarsduo Gilbert & George. Deze werken werden speciaal ontwikkeld voor deze tentoonstelling.
Het wereldberoemde duo behoeft eigenlijk nauwelijks een introductie. De 78-jarige kunstenaar Gilbert Proesch en zijn 79-jarige partner George Passmore werken al sinds 1967 samen en leerden elkaar kennen op de St Martins School of Art in London, waar George naar eigen zeggen de enige was die het Italiaanse accent van Gilbert kon verstaan. Later beschreef het stel hun eerste ontmoeting ook als liefde op het eerste gezicht. In de late jaren zestig en vroege jaren zeventig — een tijd waarin de kunstwereld werd geregeerd door Popart, conceptuele kunst en minimal art — creëeren Gilbert en George een alternatief. Hun leven wordt één grote performance, een rollenspel waarbij hun lichaam wordt ingezet als kunstwerk en de grens tussen fictie en realiteit niet altijd duidelijk is. Het kunstenaarsduo maakt geen onderscheid tussen hun kunst en hun leven, waardoor er een symbiotische relatie ontstaat. Dat voeren ze ver door. Zo verschijnen ze nooit apart in het openbaar en stemmen ze hun kleding altijd op elkaar af.
Hoewel ze in verschillende media werken dopen ze alle werken tot sculpturen. Deze visueel krachtige werken hebben vaak als doel om te provoceren. De kunstenaars spreken zich expliciet en zonder schroom uit over maatschappelijke onderwerpen die, zeker destijds, taboe zijn: van religie, seks(ualiteit), ras en geld tot alcoholisme, geweld en zelfs menselijke uitwerpselen. Hun grootschalige fotowerken zijn misschien wel het meest bekend. Uitgevoerd in een groot zwart raster zien we daarin regelmatig het Britse stel verbeeld, vaak in zwart-wit met twee of drie krachtige toegevoegde kleuren. Hun onderwerpen variëren van de dood en kauwgum op straat tot hun eigen naakte lichamen, dit keer niet als symbool van krachtige mannelijkheid, maar juist het symbool van kwetsbaarheid. Tijdens de lockdowns van de afgelopen periode hielden de kunstenaars een online videodagboek bij, waarvoor ze wekelijks dieper in gingen op maatschappelijke gebeurtenissen.
Toch schuilt er ook een paradox achter het kunstenaarsduo. George groeide op in een arm éénoudergezin en het werk van het stel is ook uitgesproken anti-elitair. Hun motto ‘Art for All’ geeft aan dat ze kunst zien als iets voor iedereen, niet enkel als elitaire hobby voor een select gezelschap aan kunstkenners. Maar het stel heeft zich door de jaren heen ook een haast adellijke levensstijl aangemeten; in een statig huis in Fournier Street in Oost-Londen, dat ze volledig gerestaureerd hebben in 18e-eeuwse stijl, gevuld met traditioneel Britse 18e en 19e-eeuwse museale objecten als antieke vazen en wandtapijten. Tegelijkertijd maken ze al sinds 1968 een wezenlijk onderdeel uit van de soms rauwe straatcultuur van Oost-Londen, dat ze beschouwen als een microcosmos. En hoewel ze in hun werk over het algemeen een diepe compassie tonen voor mensen die niet profiteren van het bestaande systeem zijn ze in tegenstelling tot een groot deel van de kunstwereld overtuigd conservatief. Gilbert & George laten de wereld daarbij zien zoals zij haar zien, maar blijven zelf letterlijk en figuurlijk afzijdig. Ze zien het als hun taak om te beschouwen, om het menselijk leven in al zijn aspecten in beeld te brengen. Gilbert & George: “We zijn geïnteresseerd in mensen, in de complexiteit van het leven.”
In 1986 ontvangen Gilbert & George de prestigieuze Turner Prize en in 2005 vertegenwoordigen zij het Verenigd Koninkrijk op de Biënnale van Venetië. Inmiddels werkt het stel al ruim vijftig jaar samen. Hun dagen worden getekend door een extreme vorm van routine en discipline; iedere dag staan ze om vijf uur naast hun bed om twee uur te lezen. Om zeven uur eten ze toast met marmelade, in dezelfde koffiebar waar ze iedere dag komen. Hun volledig uitgeruste keuken wordt enkel gebruikt voor oploskoffie. Gilbert: “We hebben alleen een waterkoker. En een ijskast vol champagne.” Ze maken bovendien nooit gebruik van het internet, bezochten in 1979 voor het laatst een bioscoop ook ook het luisteren naar muziek is uit den boze, omdat het te kalmerend zou werken. Ze eten daarnaast iedere avond in hetzelfde restaurant in Dalston, om vervolgens de bus terug naar huis te nemen. De redenering is simpel: door het aantal keuzes op een dag te verminderen houden ze meer tijd en mentale ruimte over voor het maken van kunst. Ze overwegen overigens absoluut niet om te genieten van hun oude dag. Gilbert: "Kunstenaars gaan nooit met pensioen.”