Voor de tweede keer toont Tina Berning (1969, Braunschwig, woont en werkt in Berlijn) haar werk bij Schönfeld Gallery en dit keer samen met de door haarzelf gekozen kunstenaar Christina Zimpel (waarover in dit interview meer). Berning’s tekeningen en aquarellen getuigen van een grote gevoeligheid. Haar ‘hand’ is soms aarzelend en kwetsbaar, dan weer krachtig en impulsief. Daarmee weet ze de rol van de vrouw in de media, één van de kernthema's in haar artistieke werk, overtuigend te treffen. Berning verplicht zichzelf om iedere dag één werk van a tot z af te maken. Whatever happens. In dit interview vertelt ze hoe ze daarbij te werk gaat.
MK Hoe raakte je geïnteresseerd in kunst? Via je ouders, alleen of door een ervaring?
TB Ik was typisch zo’n kind van wie iedereen zei: die wordt kunstenaar. En dat vond ik prima. Opgegroeid in een artistiek gezin dat mij ondersteunde was mijn keuze niet moeilijk of verrassend.
MK Mensen brengen kunst graag onder in stijlen of bewegingen zoals abstract versus figuratief of abstract geometrisch versus abstract lyrisch. Wat vind je daarvan?
TB Ik deel mijn leven en atelier met de abstracte schilder en kunstenaar Julio Rondo. Volgens deze categorieën is ons werk precies het tegenovergestelde: figuratieve tekeningen versus abstracte schilderijen. Het lijken gescheiden werelden. Toch maken we veel van dezelfde worstelingen door zoals het handhaven en bevragen van de consistentie van elk kunstwerk en onze ideeën komen voort uit de veeleisende taken van de dagelijkse kunstpraktijk. Categoriseren is een manier om kunst te benaderen, maar dat gebeurt eerder door kunsttheoretici dan door kunstenaars en vaak pas achteraf. Ik veronderstel dat mensen categorieën nodig hebben om gerustgesteld te worden, om controle te houden over materie die soms moeilijk te begrijpen is. Hoe dan ook, ik kan en wil mijn werk niet anders zien of labelen dan als figuratief. Maar dat is niet meer dan een beschrijving.
MK Wat vindt u het belangrijkste aspect van uw werk? Wat wilt u communiceren?
TB Het vastleggen van een bepaalde emotioneel niveau, het vinden van de innerlijke vlam. Ik begin met een paar ogen te tekenen op een geruit stuk kladpapier uit een oud schoolschrift en plotseling kijkt er iemand naar me vanaf een stuk papier dat oorspronkelijk voor een ander doel bestemd was (of niet, wat ons naar de rommeldoos leidt. Zie onder). Uiteraard slaag ik erin om een uitdrukking in gezichten en figuren te vangen die mensen raakt. Niet iedereen natuurlijk. Maar al is het er maar één, dan ben ik al heel blij. Mijn werk is het tegenovergestelde van cynisme: ik onderzoek de innerlijke vlam achter de menselijke gedaante. Waarom kijkt een vrouw op een tekening ons recht in de ogen, terwijl ze aan iets anders denkt? Wanneer ziet iemand er intelligent, bang, oprecht, of zeker uit? Bij het verkennen van de antwoorden haal ik de figuren uit de context, zodat er niets overblijft dat hun situatie of omgeving kan duiden. Het is een pure, uitgeklede pose die weliswaar een uitdrukking onthult, maar toch ook openstaat voor een persoonlijke interpretatie. Een paar snelle halen die de de waarnemer af moet maken, halen die de lege ruimte moeten definiëren, de ruimte om het beeld voor jezelf te bepalen, afhankelijk van je eigen situatie, geschiedenis en stemming.
Laatst kwam een vrouw in mijn atelier die een tekening wilde kopen die niet meer beschikbaar was. Ze ging door mijn dozen en uiteindelijk vond ze een tekening en zei: ‘Deze tekening is nog beter omdat hij niet zoveel pijn doet als de andere. Deze is veel troostrijker.’ Ze stond naast me, de maker van deze tekening. Toch had haar relatie met deze tekening niets met mij te maken. Haar perceptie is mijn zaak niet. En dat is wat mij interesseert. Ik definieer geen gevoelens en evenmin controleer ik een uitdrukking: ik vind vlammen en geef ze door.
MK Kunt u uitleggen hoe u technisch te werk gaat?
TB In de loop der jaren heb ik een werkwijze ontwikkeld dat werkt als een dagboek. Ik probeer één kunstwerk per dag te maken, ongeacht mijn plannen voor die specifieke dag. De tekeningen die ik maak zijn vrij snel klaar. Ik vind het leuk als het tempo van het penseel, potlood of krijt traceerbaar is voor de toeschouwer. Maar deze directheid laat geen fouten toe. Je kunt ze niet in lagen verbergen, zoals in een olieverfschilderij. Dus één werk per dag afmaken, betekent tien anderen los laten, en die belanden in de doos ‘niet zo goed’ of in die van ‘niet zo slecht’, als ze niet meteen de prullenbak ingaan. Na enige tijd ga ik weer door de dozen heen en door de afstand in tijd worden de 'Not So Bad' tekeningen ineens geweldig of juist 'Scrap' (rommel). Deze aanpak is een ritueel geworden van maken, onthullen, recyclen en sporen achterlaten. Deze routine van het afmaken van één werk per dag helpt me om te focussen en vooral om beslissingen te nemen, wat het moeilijkste deel is van het maken van kunst. Het levert me ook een groot oeuvre op waaruit ik kan kiezen voor tentoonstellingen en beurzen, door nieuwe combinaties te maken of ze te gebruiken als referentie voor grotere stukken.
Ik ben verslaafd aan papier, vooral papier met sporen uit verschillende tijdperken, korte berichtjes die heel even heel belangrijk waren voor iemand, of papier waar ooit vinyl in zat, zoals de papieren binnen hoezen van LP’s. Zo’n gevonden papier heeft een onvoorspelbaar oppervlak, dat je niet kunt controleren, waarop je eerder moet reageren, en waarbij je het toeval en de imperfectie moet omarmen.
MK Kunt u ons iets vertellen over uw aanstaande show bij Schönfeld Gallery?
TB Het is mijn tweede show daar en ik werd gevraagd een kunstenaar te noemen met wie ik zou willen exposeren. Ik dacht meteen aan Christina Zimpel, een in New York woonachtige kunstenaar die ik nog nooit heb ontmoet, maar wier werk ik al jaren volg op Instagram. Er is een prachtige connectie tussen ons beider werk, hoewel vanuit een verschillende esthetiek en vanuit verschillende werelden. Onze kunstwerken zijn als kleine vuurtjes die onze gedeelde zoektocht naar de innerlijke vlam reflecteren.