Het is precies 140 jaar geleden dat Vincent van Gogh in Antwerpen aankwam, een stad die zich voor hem ontvouwde als een ruwe maar veelbelovende horizon. Hij kwam er met hoge verwachtingen van de academie, maar ontdekte al snel dat het echte leren elders plaatsvond: in de stegen waar het licht schuin naar binnen viel, in de dokken waar water en arbeid een eigen ritme vormden, in de cafés waar de mens zich zonder franjes toonde en … in de stille tuinen waarin zijn blik eindelijk ruimte kreeg.
In zijn brieven aan Theo schrijft hij hoe deze winterse episode hem wakker schudde. ‘Ik vind hier de wrijving van gedachten die ik zoek,’ noteerde hij, alsof hij begreep dat frictie een voorwaarde is voor groei.
Vandaag, in The Poet’s Garden bij NQ Gallery, wordt die winter niet herdacht maar herbeleefd. Dankzij de samenwerking met het Van GoghHuis in Zundert, waar de tentoonstelling Winterkoers -Van Gogh in Antwerpen zijn verblijf opnieuw in de verf zet, ontstaat een tweeluik tussen verleden en heden. De geest van die Antwerpse maanden wordt niet in vitrines geplaatst, maar verder gedragen door hedendaagse stemmen die met evenveel onzekerheid, nieuwsgierigheid en honger naar licht werken.
Galerijhouder Niqui Van Olphen koos bewust voor de tuin als leidmotief. Een tuin is geen achtergrond, maar een organisme: een plek waar tijd niet rechtlijnig loopt, waar groei en verval elkaar voortdurend afwisselen, waar de blik zacht wordt en de geest open. Hier wordt de bezoeker uitgenodigd te kijken zoals Vincent keek: voorzichtig, zoekend, ontvankelijk.
De erfenis van een tuin: Van Gogh als vertrekpunt
De academietuin van Antwerpen was voor Van Gogh een plek van ademruimte: een enclave waarin het formele kader van de academie even oploste. Studenten wisselden er ideeën uit, experimenteerden, observeerden. Precies het soort omgeving dat Vincent nodig had om zichzelf opnieuw op te bouwen.
In Arles zou de tuin voor hem een nog diepere rol spelen. Le poète jardin toont een landschap dat hij zag als een denkruimte, een innerlijke scène waarin dichters uit de wereldliteratuur hem vergezelden. ‘Het is van een intimiteit,’ schreef hij aan Theo, ‘en om dat wezenlijker karakter te vatten schilder ik dezelfde plek opnieuw.’
Dat hernieuwde kijken vormt ook de kern van The Poet’s Garden. De tuin onthult zich niet in één beeld, maar in herhaling, variatie, nuance. Een tuin is nooit één moment, het is een voortdurende creatie.

Een wandeling langs stammen, stemmen en seizoenen
Niqui leidt me door de tentoonstelling zoals een tuinier door een landschap dat zij van binnen en buiten kent. Ze beschrijft niet, ze luistert. Ze toont geen works-in-progress, maar groei, kwetsbaarheid, seizoen.
Reinoud van Vught biedt een ander soort vegetatie: zijn granulaat, zijn vibrerende huid van verf en materie, creëert een energetisch oppervlak dat leeft. Zijn werk deelt een gevoeligheid voor kleur en licht met Marc Mulders, maar verankert die in een totaal andere tactiliteit. ‘Hij verandert voortdurend,’ zegt Niqui, ‘maar zijn essentie blijft herkenbaar.’

Bij Marc Mulders, die al decennia bloemen, licht en spiritualiteit onderzoekt, is de overgang naar keramiek een verrassend maar logisch vervolg. Zijn werk draagt de zachtheid en helderheid van iemand die het fragiele durft te omarmen.
En dan ontvouwt zich het universum van Ron Dirven - jarenlang verborgen in de beslotenheid van zijn atelier. Zijn werk vormt hier the infinite tree: een archipel van ritmes, kronen, wortels, schetsen en schors. Een oeuvre dat niet ontstond uit ambitie, maar uit trouw.
Samen vormen deze kunstenaars een tuin waarin elk werk een eigen jaargetijde belichaamt.

Het vergeten dat herinnert: Tosja van Lieshout
Voor Every Morning I Forget van Tosja van Lieshout wordt men vanzelf stil. Het schilderij vraagt niet om interpretatie, maar om aanwezigheid.
Onderaan opent zich een ovale leegte. Een plek waar niets gebeurt en daardoor alles voelbaar wordt. Een locatie die de dichter Rutger Kopland ooit omschreef in zijn verzen als ‘een lege plek om te blijven’. Daaromheen ontvouwt zich een veld van bloemen in tinten zó levendig dat ze lijken op te lichten vanuit de verf zelf. Kleuren die ademen, trillen, en net op tijd weer tot rust komen.

Hoger vormt het blauw van de lucht zichzelf: laag over laag, overschilderd, geschraapt, een vorm die weigert een naam te dragen. De titel, Every Morning I Forget, is geen bekentenis maar een methode. Vergeten is hier geen verlies, maar een noodzakelijke verschuiving: een ruimte die vrijkomt voor nieuw licht. In de context van de tentoonstelling wordt dit werk een binnenkamer: een tuin die niet buiten groeit, maar achter de ogen.
Reizen, filmen, schrijven: jonge stemmen in de tuin
Verderop dialogeren de videowerken van Marte de Jager en Eden Berger. Ze trokken samen door Europa: Marte schreef, Eden filmde. Niet om Van Goghs reizen te reconstrueren, maar om een hedendaagse variant van dezelfde innerlijke beweging te verkennen: het verlangen om te dwalen, te kijken, te luisteren.
Hun video is geen verslag, maar een ademhaling: beelden die zich laten lezen als poëzie, teksten die oplichten en weer verdwijnen. Het werk reist straks verder naar Zundert, waar het een nieuwe context en een nieuw soort stilte vindt.

De brug met Van GoghHuis: Antwerpen - Zundert
Wat The Poet’s Garden werkelijk uitzonderlijk maakt, is de levende brug tussen Antwerpen en Zundert. Deze tentoonstelling bestaat niet op zichzelf: ze is het ene luik van een tweeluik dat in Zundert wordt aangevuld en gespiegeld.
In het Van GoghHuis tonen Vlaamse kunstenaars de werken die ontstonden tijdens hun residenties daar. De selectie en opstelling werden samengesteld door Nadia Naveau en Andrews, die als duo de gevoeligheden van deze residenties perfect aanvoelen. Daar, op Vincents geboortegrond, worden Belgische stemmen geconfronteerd met de stilte, het licht en de intimiteit die van die plek uitgaan.
In Antwerpen, bij NQ Gallery, tonen Nederlandse kunstenaars hun werk gecureerd door Eva Geene van het Van GoghHuis. Zundert brengt de Vlamingen, Antwerpen brengt de Nederlanders: twee perspectieven die elkaar ontmoeten in hetzelfde denken over natuur, licht en innerlijke beweging.
Deze uitwisseling is geen administratief project, maar een levend traject. Sommige Nederlandse kunstenaars, zoals Marthe en Eden, stromen door naar Zundert, waar hun werk opnieuw wordt herlezen. Vlaamse kunstenaars keren na een residentie in Zundert terug naar Antwerpen. Zo wordt duidelijk dat Zundert en Antwerpen geen geografische punten zijn, maar twee kamers van één huis: het huis van Van Goghs kunstenaarschap, dat vandaag nog altijd wordt bewoond door wie de moed heeft om anders te kijken.