Hoeveel boeken zijn er niet geschreven over kleuren? Momenteel ligt The World according to Colour van James Fox op mijn nachtkastje te wachten op de aandacht die het boek verdient. Ergens tussen waarneming en verbeelding, tussen het ruwe gebaar van verf en de etherische zweem van pigment, beweegt kleur als een fluïde entiteit. In 'couleurs tendances' ontvouwt zich een ritmische dialoog tussen vijf kunstenaars, elk met een eigen stem, elk met een eigen poëtica van kleur en abstractie.
Laat ons beginnen met stil te staan bij de titel 'couleurs tendances' (‘trendy kleuren’). Het is een titel die prikkelt en bevraagt. Zijn het de trendy kleuren van het moment, de kortstondige tendensen die de visuele mode dicteren? Of is er iets fundamenteler aan de hand, iets dat zich niet in esthetische vluchtigheid laat vangen?
Wie het woord tendances ontleedt, ontdekt bovendien een creatief en dynamisch samenspel van betekenissen: spanning (tension) treedt in dialoog met beweging (danse). In 'couleurs tendances' is kleur geen passief element, maar een actieve speler—soms als een intieme danspartner, soms als een oerkracht die spanning opbouwt. Is het een momentopname of een vloeiend proces? De tentoonstelling bij TaLe Art Gallery nodigt niet alleen uit tot kijken, maar vooral tot ervaren. Dit is geen statische verzameling kunstwerken, maar een zorgvuldig gecomponeerde ritmiek van kleuren en vormen, waarin elk schilderij een eigen rol speelt binnen een groter visueel geheel.

De taal van kleur
Kleur heeft geen woorden nodig. Ze resoneert, vibreert, glijdt van doek naar doek als een melodie zonder begin of einde. Christophe Denys lijkt te schilderen met de echo’s van zijn geheugen. Zijn composities zijn ritmisch en gesatureerd, balancerend tussen chaos en harmonie. Van dichtbij pulseren de patronen in een visuele kakofonie, maar neem wat afstand en het geheel vindt zijn evenwicht, als een muzikale cadans die pas vanuit de verte haar structuur prijsgeeft. Zijn werken zijn niet louter abstracte doeken, maar visuele ritmes die zich pas onthullen aan wie bereid is om traag te kijken.
Luc Vandervelde Lux benadert kleur als materie. Zijn doeken ademen de textuur van herinneringen, van objecten die een ander leven hebben gekend. Hout, metaal, rubber — zijn palet is niet beperkt tot pigmenten, maar omvat het sediment van de wereld zelf. De spanning tussen vergankelijkheid en reconstructie wordt tastbaar, alsof de kunstwerken de gelaagdheid van de tijd zelf bevatten. Hier is kleur niet enkel een optische ervaring, maar een materiële aanwezigheid, een dialoog tussen wat was en wat zou kunnen zijn.
Bij Ruth van Haren Noman is de penseelstreek even intuïtief als poëtisch. Haar schilderijen balanceren tussen figuratie en abstractie, alsof ze voortdurend twijfelen tussen herkenning en mysterie. Ze noteert, schetst, herdenkt—een proces van ontstaan en verdwijnen, van het zichtbaar maken van het ongrijpbare. Haar werk is als een droom die zich pas in de schemering van het bewustzijn openbaart. Elk doek is een fluistering, een herinnering die zich langzaam opbouwt in lagen verf.

Tim Trenson op zijn beurt flirt met narratief en abstractie, en zijn doeken suggereren werelden waarin figuren lijken te ontstaan, slechts om weer op te lossen in een brij van kleur en beweging. Hier is schilderkunst geen vaststaand beeld, maar een scène in een eeuwigdurende film. Zijn schilderijen zijn als frames die telkens een ander verhaal vertellen, zonder begin of einde.
Het schilderij wil een schilderij zijn! Dit credo vormt al twintig jaar de kern van de artistieke praktijk van Wannes Lecompte. Zijn schilderijen ontstaan traag, in een proces van laag over laag, waarin hij het toeval omarmt en de leegte net zo belangrijk is als de kleur. Lecompte schildert zoals een componist componeert: ritmisch, bedachtzaam, met oog voor stilte tussen de tonen. Zijn penseelstreken verstrengelen zich, wisselend tussen controle en spontaniteit. De witte ruimte rond de verf is geen leegte, maar ademruimte — een pauze in een visuele cadans die, als een drumslag, net zozeer resoneert in wat niet wordt gezegd.
De echo van Matisse, Fauvisme als ritmische voorouder
Wie het woord danse hoort in relatie tot schilderkunst, denkt wellicht onbewust aan Henri Matisse. Zijn iconische 'La Danse' (1910) is meer dan een voorstelling van lichamen in beweging; het is een compositie waarin kleur en vorm elkaar versterken tot een pulserend geheel. De levendige blauwen, vurige roden en aardse oranje tonen vangen niet alleen de beweging van de dansers, maar ook de innerlijke vibratie van kleur zelf.

Fauvisme was geen stijl die wilde bekoren, maar een revolte tegen het conventionele kleurgebruik. De kunstenaars van 'couleurs tendances' delen die instinctieve vrijheid. Niet om simpelweg te provoceren, maar om kleur haar inherente energie terug te geven — om haar opnieuw te laten dansen, met de spanning van het experiment en de extase van het moment.
De uitdaging van een onvoltooide symfonie
Kijken naar deze schilderijen is als luisteren naar een muziekstuk dat nooit echt eindigt. Elk doek is een momentopname, een fragment in een groter proces van worden en verdwijnen. En zo laat 'couleurs tendances' ons achter met een paradox. De tentoonstelling eindigt, maar de schilderijen blijven naklinken. De kleuren verdwijnen niet wanneer je de galerie verlaat; ze nestelen zich in het geheugen, als klanken die blijven nazinderen lang nadat de laatste noot gespeeld is. Want in de dans van kleur en spanning, in het ritme van abstractie, ligt altijd een belofte van iets nieuws. Van een volgende beweging, een volgende nuance, een volgende stap in de onophoudelijke choreografie van het kijken.