Met What the River Says zet Remy Jungerman een nieuwe stap in zijn oeuvre. Voor het eerst verlaat hij het platte vlak. Ook verschuift de relatie met het westerse Modernisme naar de achtergrond, Jungerman richt zijn aandacht dit keer op het leven van de Surinaamse Marrons en andere culturele uitingen van de diaspora die ontstond door de trans-Atlantische slavenhandel.
Iedere geschiedenis is opgetekend vanuit een bepaald perspectief. Vaak zijn die perspectieven en aannames zo ingebakken dat ons de onderliggende ideologische betekenis ervan ontgaat. Ook is er doorgaans is er weinig ruimte voor andere verhalen en invalshoeken. Remy Jungerman (Suriname, 1959) wil met zijn werk dat laatste bewerkstelligen. Hij wil onze vastgeroeste aannames loswrikken en verbreden met verhalen die tot voor kort geen deel uitmaakten van de westerse canon.
Jungerman vertelt verhalen over de Marrons, de Surinaamse bevolkingsgroep waar hij langs moederszijde van afstamt. De groep die was ontsnapt aan slavernij en diep in de Surinaamse jungle, aan de Suriname rivier, de Nederlanders van zich af wist te houden. In deze isolatie wisten de Marrons ook hun eigen cultuur en religie te behouden, het winti-geloof.
“Als wij het over geometrische abstractie hebben, dan denken we meteen aan Piet Mondriaan en De Stijl, maar Remy legt in zijn werk de verbinding met de geometrische patronen van de schouderdoeken van de Surinaamse Marrons. Voor hem gaat de geschiedenis van de geometrische abstractie veel verder terug”, legt Lars Been uit in de galerie.
Het werk dat Jungerman in 2019 namens Nederland op de Biënnale van Venetië toonde, draaide dan ook om een dialoog tussen het 20e-eeuwse Modernisme en de geometrische patronen die de Marrons dragen en die in West-Afrika al eeuwen gangbaar zijn. Na de Biënnale nam Jungermans carrière een vlucht. In 2022 volgde een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam en dat jaar won hij ook de Heinekenprijs. Het prijzengeld stelde hem in staat om verder onderzoek te doen naar de Marrons.
Met het werk in What the River Says begint Jungerman aan een nieuw hoofdstuk in zijn oeuvre, vooral qua vorm als qua inhoud. Het Modernisme heeft plaatsgemaakt voor de culturele uitingen van de Marrons. In What the River Says staat hij stil bij de stoffen schouderdoeken die de Marrons dragen tijdens winti-rituelen, de pimba (witte kaolin klei) waarmee het lichaam tijdens rituelen wordt ingesmeerd om het te reinigen, en het uitvoeren van plengoffers om in contact te komen met voorouders.
Een nieuwe vorm waarin Jungerman zich uit is de quilt. Vorig jaar bracht hij tijd door in het Schomburg Center for Research in Black Culture en in de depots van het Metropolitan Museum. In the Met zag hij voor het eerst Pettway quilts uit Gee’s Bend, een voormalige plantage aan de Alabama rivier. De plaats heet tegenwoordig Boykin. De inwoners zijn directe nazaten van de tot slaaf gemaakte mensen die op katoenplantag van Joseph Gee werkten.
Jungerman maakte een quilt samen met mevrouw Mary Ann Pettway en mevrouw China Pettway. De quilt ligt op een verhoging midden in de galerie. Hij is opgebouwd uit talloze stukken stof met patronen: rood-wit, geel-zwart, groen, Vlisco-stoffen met schubpatronen. “Alle stoffen hebben betekenis en verwijzen naar het wintigeloof. Daarbij staan de kleurcombinaties voor bepaalde goden. Remy’s materiaalkeuze verhoudt zich altijd tot zijn achtergrond”, aldus Lars Been.
Een belangrijk aspect van het wintigeloof is voorouderverering en dat maakt het vervaardigen ook een spirituele aangelegenheid voor Jungerman. “My ancestors are constantly whispering form and attitude in ear. As I work in my studio -tearing textile into small pieces, rubbing clay over the textile, pouring layers of liquid kaolin and carving on the surface of the clay - I am constructing spaces that I hope viewers will engage with on a spiritual level, feeling the touch of the hands that made these works, both my own and those of my ancestors”.
De stukken textiel die Jungerman tegenwoordig gebruikt zijn een stuk kleiner dan voorheen. Waar ze voorheen doorgaans het complete spieraam bedekten, meten ze nu ongeveer 10x10 cm. Jungerman zet ze vast op een stuk doek en maakt er in feite kleine werkjes van door ze allemaal afzonderlijk te bewerken, zoals hij hierboven uitlegt. Vervolgens naait hij de vierkante onderdelen weer aan elkaar, waardoor er een collage-achtig beeld ontstaat. Een beeld met een geheel eigen spanning en ritme.
Niet alleen is de klei bij ieder onderdeel apart aangebracht, waardoor er onderling enig relief ontstaat, de witte klei dekt ook niet overal even goed. Donkere stoffen geven bijvoorbeeld een ondertekening, ook wordt het geheel wordt onderbroken door krassen in de klei of open stukken waar de stof ineens zichtbaar is. Ook de kaolin klei verwijst naar het winti-geloof, waar het op het lichaam wordt aangebracht tijdens rituelen om het lichaam te zuiveren.
In werk dat Jungerman dit jaar maakte, zoals Pimba AGIDA SUSA VI, wordt duidelijk dat de de- en reconstructie van de doeken onderdeel zijn van Jungermans zoektocht naar een driedimensionale benadering van geometrische abstractie. In deze werken verdiept hij vierkanten, laat hij ze uitsteken of vouwt hij ze dubbel zodat er diagonalen ontstaan.
Jungerman weet het platte vlak zelfs helemaal te verlaten in de voorruimte van de galerie. Daar zien we een totem bestaand uit vier kubussen met aan de zijkanten verf die er langs is gedropen. Een verwijzing naar de plengoffers die in het wintigeloof worden gebracht aan de voorouders – of is het toch een referentie aan Jackson Pollock?
What the River Says is nog tot en met 10 november te zien bij Galerie Ron Mandos in Amsterdam.