Marc Mulders’ nieuwe solotentoonstelling, There’s no one here, the gardener is gone, in NQ Gallery draait om verlies, hoop en de transformatie van de natuur. Mulders vond zijn inspiratie voor deze titel in een zin uit Bob Dylan’s nummer Ain’t Talkin’, waarin de afwezigheid van de tuinman symbool staat voor een verloren verbinding met het goddelijke en de natuur. In deze tentoonstelling probeert Mulders, ondanks de dreigende apocalyptische ondertoon, schoonheid terug te brengen in een wereld die lijkt te stagneren.
We spreken enkele uren voor de opening van de expo af. Kunstenaar en galeriehouder genieten. Een laatste schilderij wordt opgehangen. Een van de werken van Mulders komt naast dat van Luca Dal Vignale te hangen, een dialoog in verf, donker en licht, jong en oud.
Marc, je nieuwe tentoonstelling heeft een bijzonder intrigerende titel There’s no one here, the gardener is gone. Kun je uitleggen wat die titel voor jou betekent?
De titel komt uit het nummer Ain’t Talkin’ van Bob Dylan, en die ene zin raakte me enorm: There’s no one here, the gardener is gone. De tuinman, voor mij, vertegenwoordigt de goedheid in de wereld, de orde van de natuur. Maar er is iets veranderd. Het voelt alsof we als mensheid de natuurlijke ritmes hebben verstoord. De tuinman is weg, en wat overblijft, is een tuin zonder verzorging, zonder verbindende kracht. Ik zie dit ook terug in de wereld van vandaag – we hebben als het ware de seizoenen en de natuurlijke gang van zaken stilgezet.
Dat klinkt alsof er een zekere melancholie en verlies achter de titel schuilt. Hoe reflecteert dat in je werk?
Absoluut. Die gevoelens van verlies en verstoring zijn onmiskenbaar aanwezig in mijn nieuwe schilderijen. In de afgelopen jaren heb ik gemerkt dat de natuur, die altijd een inspiratiebron voor me was, niet meer dezelfde is. Neem bijvoorbeeld de aanhoudende regen die mijn bloemenakkers heeft doen mislukken. Waar ik vroeger levendige kleuren en weelderige tuinen schilderde, zie ik nu een landschap dat stilstaat, waarin het lijkt alsof de belofte van bloei uitblijft. Toch wil ik in mijn werk ook altijd hoop laten doorschemeren. Het schilderen van bloemen, zelfs in tijden van mislukking, blijft voor mij een manier om die hoop terug te vinden.
Hoe verhoudt dat zich tot de felgekleurde schilderijen die je tentoonstelt? Er zit een bepaalde spanning tussen de apocalyptische thematiek en de vreugdevolle kleuren.
Dat is precies waar het om draait: het contrast. Ik gebruik kleur om het apocalyptische te bezweren, om tegenwicht te bieden aan de donkere realiteit. Als ik de huidige toestand van de wereld beschouw – klimaatverandering, sociale onrust, politieke spanningen – zou het makkelijk zijn om somber werk te maken. Maar dat helpt me niet. Integendeel, ik keer me altijd naar kleur, naar bloei. Het is mijn manier om tegen de wanhoop in te gaan, om de schoonheid terug te halen, zelfs als die onder dreiging staat.
De tentoonstelling lijkt sterk verbonden met jouw persoonlijke ervaringen in de natuur. Dat kan ook niet anders wanneer ik zag hoe de natuur bijna letterlijk je atelier overspoelt.
Mijn thuis en studio zijn altijd een grote inspiratiebron voor me geweest. In de stad schilderde ik bloemen die ik uit de bloemenwinkel haalde, maar hier kan ik werken met wat de natuur me biedt. Toen ik voor het eerst naar mijn akkers keek, zag ik geen emmers vol bloemen meer zoals in mijn atelier in Tilburg, maar een heel andere ruimte. Die ruimtelijkheid, van bloem naar de verre bosrand, is iets wat ik in mijn werk heb geprobeerd vast te leggen. Het is niet langer een eenvoudige bloemstudie, maar een reflectie op de omgeving, op de afstand tussen ons en de natuur. Die verandering heeft een nieuwe abstractie in mijn werk gebracht.
Het klinkt alsof je schilderijen een diepere spirituele onderlaag hebben.
Spiritualiteit is altijd een deel van mijn werk geweest. De afwezigheid van de tuinman in de titel verwijst ook naar die zoektocht naar een hoger iets, een goddelijke aanwezigheid die lijkt te verdwijnen. Bob Dylan zingt in zijn nummer over het paradijs dat is verdwenen. Voor mij is dat een metafoor voor de wereld waarin we nu leven. We zijn de verbinding met iets groters kwijtgeraakt, en dat sijpelt door in mijn werk. Toch blijft de natuur voor mij een manier om die verbinding te zoeken. In mijn schilderijen probeer ik een dialoog op te zetten, niet alleen met de natuur, maar ook met het spirituele. Dat zie je bijvoorbeeld in de manier waarop ik de bloemen schilder, ze zijn niet alleen decoratief, ze zijn een symbool van hoop, van een mogelijke terugkeer naar iets moois.
Je spreekt veel over hoop, maar er is ook sprake van een zekere verstoring in je werk. Wat bedoel je daarmee?
In deze tentoonstelling wilde ik juist die verstoring tastbaar maken. In de schilderijen is er een zekere ruis, een ontregeling. Middenin die weelderige bloementuin verschijnt een gestalte. Die gestalte staat symbool voor de vraag of we ooit weer die verbinding kunnen herstellen. Maar wat ik wil laten zien, is dat de natuur en de schoonheid nog steeds aanwezig zijn, ondanks de chaos die we overal om ons heen zien.
Hoe hoopvol ben je dan over de toekomst van de natuur en ons als mensheid?
Dat is een goede vraag. Mijn werk geeft de strijd tussen hoop en wanhoop volgens mij heel duidelijk weer. Aan de ene kant zie ik de vernietiging van de natuur en de verwoesting die we als mensheid aanrichten. Maar aan de andere kant zie ik ook de veerkracht van de natuur. De bloemen in mijn tuin bloeien nog steeds, ondanks alles. In deze tentoonstelling probeer ik dat evenwicht te vinden tussen die twee krachten. Er is nog steeds schoonheid in de wereld, maar we moeten ons bewust worden van de verstoring die we veroorzaken.
In deze tentoonstelling treedt je ook in visuele dialoog met een jonge generatie schilders, zoals Lotte Wieringa en Luca Dal Vignale. Hoe zie je dit zelf?
Ik vind het geweldig om naast jonge kunstenaars te hangen zoals Lotte en Luca. Hun werk is vaak abstract en vol energie, en dat inspireert me. Het maakt niet uit of iemand begin dertig of zestig is, als er maar een dialoog ontstaat tussen de werken. Samen sta je sterker, en het is juist die interactie tussen verschillende generaties en stijlen die een tentoonstelling echt tot leven brengt. Luca’s werk, bijvoorbeeld, heeft diezelfde dynamiek tussen licht en donker, tussen chaos en orde, die je ook in mijn werk ziet. Dat creëert een boeiende spanning.
Je tentoonstelling lijkt dus niet alleen een persoonlijke reis te zijn, maar ook een weerspiegeling van bredere maatschappelijke thema’s. Wat hoop je dat bezoekers meenemen na een bezoek aan je nieuwe expo.
Ik hoop dat ze geraakt worden door de schoonheid en de kleur in mijn werk, maar ook dat ze de onderliggende verstoring voelen. Het schilderij moet iets genereus hebben, iets wat goed doet. Maar het moet ook een echo van de tijd zijn. Het mag schuren en ontregelen, omdat dat is wat de huidige tijd ons toont. De tentoonstelling laat zien dat, ondanks de chaos en de verstoring, er altijd een mogelijkheid is om schoonheid te vinden. Dat evenwicht tussen schoonheid en verstoring, dat vind ik belangrijk. En als mensen met mijn werk thuiskomen en het deel laten uitmaken van hun leven, dan heb ik mijn doel bereikt.
De tentoonstelling, die te zien is van 14 september tot 3 november 2024 in de NQ Gallery, nodigt bezoekers uit om stil te staan bij de vervreemding van de natuur, de afwezigheid van de tuinman, en de hoop die altijd sluimert onder de oppervlakte van de chaos. Met een intrigerende mix van kleurenpracht en apocalyptische thematiek weet Mulders een tijdsgeest te vangen die zowel introspectief als maatschappelijk relevant is.