Om naar binnen te kijken heeft een oudere man zich opgetrokken aan het stalen rek voor een raam. Waarom hij dit doet en waarnaar hij kijkt, blijft gissen. Zo blijft wel meer onopgehelderd in Hans van der Meers zwartwitopnamen uit het Boedapest van midden jaren ‘80. De alledaagse taferelen in Minor Mysteries zijn tegelijk geestig en wrang, maar vooral empathisch. Wie een stap naar achter doet, ziet een onthutsend portret van de nadagen van het communisme en ontwaart een opmaat naar Van der Meers latere werk.
Hans van der Meer (Leimuiden, 1955) rondde in 1976 de MTS technische fotografie af en bezocht tussen 1983 en 1986 de Rijksakademie in Amsterdam. In 1998 brak hij bij grotere publiek door met Hollandse Velden waarna de spin-offs Keepers, Flemish Fields en European Fields volgden. Daarna maakte hij onder meer Nederland - Uit voorraad leverbaar (2012) en Het moet anders (2018). Collega-fotograaf Martin Parr kocht kort na het verschijnen van Hollands Velden een afdruk van alle 68 foto’s uit het boek. Onder het signeren van de prints voegde Parr de toen 42-jarige Van der Meer toe dat hij om deze serie herinnerd zou worden, omdat in deze serie alle kenmerkende elementen van Van der Meers werk samenkomen.
Het boek Minor Mysteries, dat in 1987 in een andere samenstelling verscheen als Quirk of Fate, bevat al veel elementen die typerend zijn voor Van der Meers werk: een scherp oog voor lichaamshouding, mededogen en gortdroge humor. Bij Galerie Wouter van Leeuwen zijn naast opnamen uit Minor Mysteries ook een aantal hoogtepunten te zien van Hollandse Velden.
Een cadeautje voor de fotograaf
Een cadeautje voor de fotograaf noemt Van der Meer ze, de foto’s die bij het ontwikkelen net dat ene detail blijken te hebben waardoor ze meteen geslaagd zijn. Het jochie dat opspringt aan de hand van zijn vader, is zo’n cadeautje. Het kereltje lijkt te zweven van geluk terwijl zijn vader stoïcijns doorstapt. De voeten die net een fractie van een seconde boven het plaveisel zweven maken de scene.
Geluk dwing je af zegt men in de voetballerij en dat geldt waarschijnlijk ook voor de fotografie. In technisch opzicht vertelt Minor Mysteries het verhaal van een fotograaf op zoek naar zijn eigen stijl en beet lijkt te hebben door eindeloos te fotograferen. Van der Meer maakte de foto van het jochie in het najaar van 1984 in de Hongaarse industriestad Miskolc. In het kader van een cultureel uitwisselingsprogramma tussen Nederland en Hongarije, dat destijds nog achter het ijzeren gordijn lag, was hij in mei 1984 twee weken als gast van het Hongaarse Ministerie van Cultuur ter voorbereiding op een langer verblijf. In September 1984 huurde hij een flat en begon iedere dag op straat te fotograferen, voornamelijk in Boedapest.
Toentertijd was Van der Meer vooral geïnteresseerd in lichaamshoudingen waarmee hij een scène kon vertellen. Daar was hij het eerste jaar van zijn studie aan begonnen in Leiden: een agent die bezig was een bon uit te schrijven, iemand die bukt en zijn fiets op slot zette terwijl hij het beeld uitkijkt, drie mannen die op gelijke afstand van elkaar door de sneeuw lopen, allemaal net in andere houding waardoor er ritme in het beeld ontstaat. Stuk voor stuk taferelen die je door de lichaamshouding direct herkent. De foto van het jochie en zijn vader in Miskolc is ook zo’n tafereel.
Van Warmond naar Boedapest
Van der Meer bezocht Hongarije voor het eerst in 1982 tijdens een korte vakantie. De foto’s die hij daar maakte, lieten hem niet meer los. “Ik woonde met mijn toenmalige vriendin antikraak op het landgoed Hagheweide in Warmond, echt als god in Frankijk. Maar ik voelde dat ik uit dat leven weg moest en gaan wat ik eigenlijk wilde doen. Ik kon toen Visuele Communicatie gaan studeren aan de Rijksakademie, om zoals dat heet ‘mijn beeldtaal te verdiepen.”
Vanaf september 1984 bezocht Van der Meer Hongarije geregeld en het grootste deel van 1985 bracht hij er door. Van der Meers bezoeken vonden plaats niet lang na de grote anti-kernwapendemonstraties in Nederland. In 1981 eerst in Amsterdam en in 1983 volgde het de tweede massale protest in Den Haag. De kruisrakketten zouden er komen om het Westen te beschermen tegen onze zogenaamde vijanden achter het ijzeren gordijn. Maar veel mensen in West-Europa waren nieuwsgierig naar het dagelijks leven daar en konden met een visum Oost-Europese landen bezoeken.
De aandacht voor de condition humaine en alledaagse taferelen ontleende Van der Meer aan fotografen als Andre Kertesz, Robert Doisneau en Henri Cartier-Bresson - met name zijn baanbrekende publicatie People of Russia (Time Life, 1955) waarin de Fransman op het hoogtepunt van de Koude Oorlog het leven van gewone Sovjetburgers liet zien. In stilistisch opzicht liet Van der Meer zich ook beïnvloeden door wat wordt genoemd ‘visual comedy’, zoals de stomme films van Buster Keaton en het werk van Jacques Tati.
De doelloosheid van het bestaan
In zijn Hongaarse periode traint Van der Meer zijn oog voor houdingen en poses, iets waar hij ruim 10 jaar later in Hollandse Velden (1998) veel profijt van zou hebben. Wat opvalt aan Minor Mysteries wanneer je de foto’s bekijkt, is dat ze allemaal van een meter of 5 à 10 genomen zijn. Van der Meer begaf zich bij voorkeur in niet al te drukke straten om scènes te kunnen isoleren. Wanneer hij van afstand een beloftevolle situatie in het oog kreeg probeerde hij zo voorzichtig mogelijk die scène te benaderen, hopend dat het moment niet al voorbij zou zijn wanneer hij op de juiste afstand zou zijn.
Ook ontdekte Van der Meer in die periode waar fotografie naar zijn idee goed in is: in het stellen van vragen. “Wij zien veel, maar weten maar weinig over het verhaal achter beelden die wij zien. Fotograferen is een vorm van ontkoppelen, door het los van zijn betekenis te halen raakt het beeld geïsoleerd. Wanneer je een simpele handeling van iemand ziet, maar toch niet begrijpt wat die nou aan het doen is, dan roept dat vragen op. Het is dat onbegrijpelijke, dat ook al in het mysterie van de fotografie zelf schuilt, dat soms zomaar de vraag naar de zin van het bestaan oproept. En ik moet dan altijd denken aan de catechismus vraag zoals wij die op de katholieke lagere school leerden: waartoe zijn wij op aarde? Het antwoord moesten wij met de hele klas opdreunen. Maar ja, niemand die het weet.”
Veruit de meeste foto’s in Minor Mysteries toveren een grijns op je gezicht juist vanwege de doelloosheid in de scènes, de vier mannen die een zwaar gehavende auto inspecteren – de wagen is total loss – of de man die op niet mis te verstane wijze door zijn/een vrouw wordt toegesproken op straat. Ze staan bijna tegen elkaar aan waardoor hij tegen een muur wordt gedrukt. Daarbij spreekt zijn houding boekdelen: de man zou het liefst onder een steen kruipen. Maar dat vertelt niet het hele verhaal van Minor Mysteries. Er is ook een aantal opnamen waar oudere mensen op straat in touw zijn met het verzamelen en verslepen van oud karton. “Een symptoom van een falend system. Ze zijn in de steek gelaten door de overheid.” Ook trof Van der Meer soms laveloze mensen liggend aan op straat. Die opnamen hebben het boek niet gehaald, die waren Van der Meer te direct.
Een vriend van Van der Meer wees hem terloops op de grootste ontdekking die hij in die tijd deed. “Als ik terug was in Nederland drukte ik mijn foto’s af in de doka. Een vriend van mij, die bouwkunde en filosofie had gestudeerd, bekeek mijn foto’s aandachtig en zei: ‘op iedere foto is wel iets kapot’. Dat was niet mijn onderwerp, maar wel zichtbaar naast en achter de mensen die ik fotografeerde. Juist in toevallig mee gefotografeerde details schuilt vaak de kracht van beschrijvende fotografie, denk maar eens aan foto’s van vroeger waar jezelf op staat. Aan de achtergrond zie je pas goed hoe de wereld is veranderd. Dat roept de vraag op over wat het onderwerp van een foto is, misschien schuilt het onderwerp wel in achtergrond. Dat idee zou bij Hollandse Velden, de serie over amateurvoetbal, een prominentere plek krijgen. Naast het voetbal werd de omgeving net zo belangrijk. “Ik zou nooit een stolpboerderij als onderwerp nemen, maar het is wel prettig als hij zogenaamd toevallig in beeld komt, want dat is zoals wij de wereld ervaren. De ons zo vertrouwde omgeving is de achtergrond van ons bestaan, die geef ik op foto’s ook graag een plek op de achtergrond.”