Hoe ziet het ideale atelier eruit? Hoeveel tijd spendeert een kunstenaar in zijn atelier? Is het een heilige plek? In de reeks ‘Het atelier’ deze week: TINKEBELL. (42) van wie in mei Tata Steel-werken te zien zullen zijn in Torch Gallery tijdens de Amsterdam Art Week.
Gaat u iedere dag naar uw atelier?
Ja en nee, maar dat is eigenlijk vooral een semantische kwestie: wat verstaan we onder een atelier? Wanneer je de fysieke ruimte bedoelt, die mensen herkennen als een typisch kunstenaarsatelier, dan is het antwoord: dat hangt af van het project waar ik op dat moment aan werk. Vandaag, en de afgelopen acht maanden zou het antwoord daarop ‘ja’ zijn. Wanneer met de vraag wordt bedoeld: maak je elke dag kunst? Dan is het antwoord altijd: ‘Ja.’
Hoe laat vertrekt u naar uw atelier, en hoe: te voet, per fiets, openbaar vervoer of auto?
Er zijn kunstenaars die zichzelf kunstschilder of beeldhouwer noemen. Voor hen is het logisch om altijd in (min of meer) dezelfde ruimte te werken en een bepaald ritme te hebben. In mijn werkpraktijk is dat anders. Waar voor veel makers een medium, materiaal of techniek de basis vormt, is het startpunt voor mij altijd: een te vertellen verhaal. Dat begint heel globaal. Ik ben bijvoorbeeld nieuwsgierig naar een plaats, zoals Tomioka, een dorp vlakbij de kerncentrale in Fukushima. Dan reis ik daarheen, en vanaf het moment dat ik aankom is Tomioka mijn werkruimte. Zonder plan of idee ga ik daar rondlopen, soms weken achter elkaar tot ik patronen en mensen herken en dus direct in de smiezen heb wanneer er iets opmerkelijks gebeurt. Wat ik daar vind, wat me daar opvalt en wat me daar overkomt, dat is waar ik mee ga werken. In Tomioka was dat bijvoorbeeld de ontdekking dat op ontsmette percelen van afgebroken huizen – daar waar schone aarde was gestort om de stralingsniveaus omlaag te krijgen – een opmerkelijk grote hoeveelheid klavertjes vier groeide. Zo’n ontdekking is pure poëzie, en kan alleen maar gedaan worden door die weken van uiterste concentratie.
Maar in tegenstelling tot perioden waarin ik een compleet dorp of een stad als werkruimte gebruik, heb ik me het afgelopen jaar juist heel erg cliché opgesloten in een atelier-atelier. Eerst in de kelder van mijn eigen huis, later toen dat echt te klein en te vies werd kreeg ik gelukkig een heel mooi aanbod van het Van der Valk Hotel Amsterdam Zuidas: zij hebben drie ateliers beschikbaar in hun bovengrondse parkeergarage en een daarvan mocht ik gratis gebruiken. Daar heb ik de afgelopen acht maanden bijna zeven dagen per week gewerkt, elke dag van ’ochtends (met de metro daarheen) tot einde van de middag (met de metro, of als ik me te beroerd voelde met de taxi terug) aan een project waarin ik met een magneet fijn- en grofstof van Tata Steel extraheer uit duinzand uit Wijk aan Zee. Dit Tatastof – dat erg giftig en ziekmakend is – gebruikte ik als materiaal voor een grote serie werken die komende maand te zien zijn bij Torch Gallery: Flora Tata Metallica.
Houdt u vast aan bepaalde rituelen in uw atelier? Muziek of juist stilte?
Tijdens het werken aan ‘Flora Tata Metallica’ wel. Dat extraheren van fijn- en grofstof is monnikenwerk en ontzettend saai. Elke dag ging ik uren achter elkaar met magneetjes door het zand. Wat hielp om het tempo erin te houden was keiharde muziek, liefst uit de jaren 90, met een goede beat. Ik denk dat het heel goed is dat het atelier geluiddicht was, want ik heb de longen uit mijn lijf gezongen en dat was bepaald geen engelengezang.
Steeds als ik voldoende Tatastof had geëxtraheerd om een nieuw doek te maken, blies ik dat stof (over een bloemcollage heen) op mijn doek. Dat blazen was eigenlijk het meest problematische deel van het werk, want dan gaat het stof stuiven en adem je veel in. Ik merkte altijd dat ik duizelig werd, en hoofdpijn kreeg, dus dit klusje deed ik altijd aan het einde van de dag. Vaak kroop ik dan al voor 19.00 uur misselijk van al die rotzooi mijn bed in. Het waren dus vrij intense werkdagen die doorgaans vroeg eindigden.
Overigens waren deze werkdagen niet typerend als ik terugkijk naar alle andere projecten die ik in de afgelopen 20, 25 jaar heb gedaan. Doorgaans functioneer ik juist het best in totale stilte en bestaat slechts een veel kleiner deel van mijn werk uit het echt fysiek máken van iets.
Hoe belangrijk is licht voor u?
Afhankelijk van het project. Maar ik ben geen kunstschilder. Licht is vooral fijn voor mijn gemoed (ik hou erg van de zon en frisse buitenlucht), maar voor het werk zelf maakt het meestal niet zo veel uit.
Hoe gaat u te werk? Begint het werk pas op het moment dat u uw atelier betreedt of gaat het werk altijd en overal door?
Mijn werk gaat altijd en overal door. Elke ruimte waar mijn naam op de deur staat verandert in een atelier. Dat is altijd zo geweest en ik vrees dat ik niet anders kan.
Hoeveel tijd spendeert u gemiddeld per dag in uw atelier?
Ik sta op en ga aan het werk en val op een gegeven moment weer in slaap.
Is het atelier een heilige plek?
Ja. Waarmee ik feitelijk zeg dat mijn huis en mijn tuin dat ook zijn. Niets staat ergens zomaar. En bijna alles is of materiaal of onderdeel van research, of het zijn objecten waar een ziel in zit die belangrijk voor me is. Dat laatste is vooral van belang omdat het hele kleine dingen kunnen zijn. Bloemblaadjes die ik op bepaalde – voor mij zeer betekenisvolle – plekken, heb opgeraapt. Briefjes of kaartjes, pingpongballen uit een performance opgevoerd tijdens de herdenking van een overleden vriend, een pen waar mijn oma ooit iets mee heeft opgeschreven, een goedkoop horloge dat ik kreeg van kinderen uit een vluchtelingenkamp – voor bezoekers onbenulligheden, maar in mijn hoofd staat daar heel groot ‘DO NOT TOUCH THIS AND DEFINITELY DO NOT BREATH HERE’ op.
De gordijnen voor mijn ramen zijn deels kleden waar de tafels mee gedekt waren tijdens mijn huwelijksfeest, ooit in een vorig leven, het andere deel zijn stoffen die ik kocht in Bangladesh van straatverkopers een jaar na de Rana Plaza ramp waar 1138 textielwerkers omkwamen. De kunstwerken aan de muren zijn allemaal door vrienden of door kinderen van vrienden en mijn broer en zus gemaakt. Er liggen stenen die ik opdook uit verschillende oceanen en opgezette vlinders meegenomen uit elk werelddeel, en van alles weet ik nog de plaats en de personen die daar waren. Er staat een doos chocolaatjes ‘not there to eat!’ die ik kreeg van de Afghaanse Feda Amiri die ik in 2015 uit Kabul haalde nadat Nederland hem daar had uitgezet. Ik heb over hem en zijn situatie een film gemaakt, getiteld ‘DIY#1 (raw cut)’. Hij gaf de chocolaatjes me om me te bedanken toen ik hem bezocht in India. Het knuffeldier op mijn kast is een kat die mijn vriendin Ellen Deckwitz als kerstcadeau voor me maakte van een tas, de potten honing zijn niet voor consumptie maar deel van een verzameling (uit red-zone Fukushima, gemaakt door ex-FARC strijders in Colombia, uit Afghanistan, Cuba en Lesbos).
Oh, en kasten vol boeken, krantenknipsels en uitgeprinte dossiers over van alles en nog wat. Ook heilig.
Ontvangt u er bezoek, van verzamelaars, curatoren of collega-kunstenaars?
Heel weinig. Al had ik recentelijk besloten dat ik dat eigenlijk wilde veranderen. Ik ben zelfs op zoek gegaan naar een nieuwe (niet tijdelijke) studio met als doel daar niet alleen te werken, maar iets op te bouwen dat ook een ontmoetingsplek kon zijn. Iets waar ik mensen kon uitnodigen, enerzijds om mijn werk te laten zien, maar ook om kennis te delen en gesprekken te voeren over kunst, de wereld etc. Ik heb het gevoel dat ik in een fase ben gekomen waarin dat steeds belangrijker wordt, want ik heb zo veel verhalen en er zijn zo veel jonge makers die baat hebben bij mijn netwerk en ervaring.
Die ruimte, die vond ik. In de De Markthal, gelegen op het afgesloten Food Center in Amsterdam West. Ik had een hele selectieprocedure doorlopen, de borg al betaald en wat spullen in de ruimte gezet, het contract en de sleuteloverdracht waren slechts nog een formaliteit.
Tot bleek dat de beheerder een zinnetje in het contract had geplaatst: ‘het is niet toegestaan om lezingen, presentaties of exposities te organiseren in de gehuurde ruimte’. Van deze zin kon niet afgeweken worden en er kon ook absoluut niets toegevoegd worden met een vermelding dat open studiodagen wel werden geaccepteerd. Dus dat feest ging niet door.
Wat is het mooiste atelier dat u ooit heeft gezien?
Janine Abbring heeft voor het programma ‘Wintergasten’ Marina Abramovic geïnterviewd in haar studio net buiten New York. Toen ze weer in Nederland was stuurde Janine me een appje met een aantal foto’s die ze in het enorme atelier met een gigantisch archief had gemaakt, gelegen bij Abramovic’ ‘Star House’. Dat was wel echt jaloersmakend. Vooral eigenlijk alle kasten met grote gelabelde bakken, waarop precies stond welk relikwie uit welke performance kwam. Een droom, zo veel overzicht!
Wat hoopvol is (voor mij), is dat Marina ook pas later, na haar veertigste, echt groot is geworden. Dit is voor mij dus ook nog steeds een haalbaar life goal.
Hoe ziet het ideale atelier eruit?
Het ideale atelier is een woonatelier met een oneindigheid aan ruimte, zowel binnen als buiten. Met veel groen, maar wel binnen de stad.
Ik heb momenteel, voor Amsterdamse begrippen, een ruime woon-werkruimte: zo’n 80 m2 met 60 m2 tuin. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor, want voor veel kunstenaars is dat in deze stad al een onmogelijkheid. Maar om écht te kunnen doen wat ik wil doen heb ik zeker vijf keer meer nodig.