Op 14 april opende de eerste solotentoonstelling ‘Im Wald’ van Erwin Olaf bij Galerie Ron Mandos. Hét moment om de 62-jarige gevierde kunstenaar te interviewen. Want tussen zijn leven als activistische homo en onverzadigbare nachtvlinder van disco’s als de It en de Roxy, en zijn leven als grensverleggend fotograaf en visionair kunstenaar liggen vele jaren. Hoe kijkt Erwin aan tegen het proces van ouder worden, thema’s als liefde en schoonheid en de sociaal-maatschappelijke problematiek met betrekking tot het klimaat, migratie en discriminatie? Wat is zijn relatie tot de schilderkunst en wat bedoelt hij met ‘uitgeklede’ fotografie? Het interview kon maar een uur duren maar ik had eindeloos door willen praten met deze fascinerende man, dit mooie mens op wie ik tijdens het gesprek een beetje verliefd werd. En dat kan ook niet anders, aldus Erwin, die beweert zelf ook altijd een beetje verliefd te worden op zijn modellen: “Want alleen dán kom je tot het gewenste resultaat, al is de juiste afstand wel geboden.” Daar konden we beiden om lachen.
Ik zie het leven als een interessante fietstocht waarbij je wel zelf moet trappen.
Gaandeweg kom je allemaal stoplichten en afslagen tegen.
Je ziet ook wel richtingaanwijzers maar de ene keer negeer je ze en de andere keer volg je ze op.
Mijn fietstocht startte in 1977 en leidde naar de man die je nu voor je ziet.
Wie is die man die ik nu voor me zie?
Een opgewonden standje. (Lacht).
Een lastige vraag. (Stilte).
Soms kijk ik in de spiegel en stel ik mijzelf die vraag, maar dan heb ik gewoon geen antwoord. Ik denk dat het antwoord in mijn werk zit. Als mens heb je allerlei facetten. In het ene decennium glinstert het ene facet en in een ander decennium het andere. Bij mij ging het van activistische en militante homo - die als een nachtvlinder danste op de rand van de vulkaan - naar een man met ‘Ausdauer’. Dat heb ik van mijn vader, die vond dat je als mens ‘Ausdauer’ moest hebben, doorzettingsvermogen. In de fase van studeren moest ik vaak door de zure appel heen bijten en toen kwam die drive om vol te houden goed van pas.
Voel je je fotograaf of kunstenaar?
Al heel jong merkte ik dat ik echt liefde had voor het vak fotografie. Die passie werd me als het ware in de schoot geworpen. Ik zie mezelf dan ook voor minimaal 50% als fotograaf. En die radicale homo, die nu zo’n beetje een oude, gezapige man is geworden, is goed voor die andere 50%. Maar mijn lust en mijn leven is vormgeven aan mijn verbeelding middels de fotografie.
Ik heb altijd gezegd dat ik geen kunstenaar ben, maar een fotograaf. Maar de laatste jaren zeg ik steeds vaker dat ik geen fotograaf ben, maar een kunstenaar. Ik kom namelijk steeds meer tot de ontdekking dat het eigenlijk niet uitmaakt of je een kwast vasthoudt of een fototoestel. En hoe ouder ik word, hoe belachelijker ik het vind dat je fotografiemusea hebt. We hebben musea voor beeldende kunst nodig.
Hoe ouder ik word, hoe belachelijker ik het vind dat je fotografiemusea hebt.
We hebben musea voor beeldende kunst nodig.
Wat is de rode lijn in je werk? Mijn gevoel zegt dat je graag een podium biedt aan mensen die deel uitmaken van een minderheidsgroepering, loners, pioniers, klopt dat?
Dat klopt, maar dat komt niet voort uit een activistische houding, maar vanuit mijn oog voor de rijkdom van het leven. Ik houd van de afwijking van de norm want juist die afwijking is het zout der aarde. Daarom is insluiten ook veel relevanter dan uitsluiten. Dat neemt niet weg dat ik, net als iedereen, boordevol vooroordelen zit, maar die moet ik bestrijden van mezelf. (lacht)
De foto’s die hier in de tentoonstelling hangen zijn van een ongelooflijke schoonheid. Hoort esthetiek bij Erwin Olaf zoals een kurk bij een fles?
Ik ben een estheet in hart en nieren. Ik kan niet anders. Als ik droom, of wanneer mijn ideeën zich ontwikkelen kan ik opeens de contouren van een thema of een foto voor me zien. Dat is nooit heel concreet, eerder een vage outline, maar altijd zonder ruis. Ik heb geen puist nodig om een verhaal reëel te doen lijken, maar als ik die puist voor mijn verhaal relevant vind zal ik die zeker laten zitten. Een puist op iemands gezicht, of een scheur in de muur sluipt er heus wel in, maar juist door het contrast met de strakke contouren of ordening ontstaat op een goed moment de vraag: wat gebeurt hier? Waar zit de schijn? Waar wringt het?
Een van mijn thema’s, zoals te zien is in de serie ‘Im Wald’ en in de serie met de dameshoedjes, draait om het feit dat onze opvatting over schoonheid de laatste decennia enorm is veranderd. Door het vele reizen, op mondiaal niveau, worden allerlei stijlen en uiterlijkheden met elkaar vermengd. Maar ook door de liefde en de sexualiteit krijg je een nieuw soort schoonheid. Ik vind het fijn om vanuit die beweging naar schoonheid te kijken.
De afwijking is het zout der aarde.
Wat is de relatie tussen fotografie en schilderkunst?
De fotografie zoals ik die toepas, staat in de traditie van de klassieke schilderkunst. Ik laaf me dan ook enorm, en steeds meer, aan die schilderkunst. Één van de mooiste, en tevens unieke, eigenschappen van de mens is vormgeven aan de verbeelding. Choreograaf Hans van Manen, één van mijn beste vrienden, vind ik daarvan het ultieme voorbeeld. Onlangs zag ik een documentaire over hem en daarbij heb ik me zitten afvragen hoe het mogelijk is dat we met z’n allen ontroerd raken door de wijze waarop hij iemand drie passen naar links en drie passen naar rechts laat doen; of een danser een vrouw laat optillen, tegen de muur gooien en weer opvangen. Dat kan Hans zo mooi choreograferen. De vraag naar hoe het komt dat je uiting kunt geven aan je verbeelding - dus aan iets wat in je hersenpan zit - door middel van fotografie, schilderkunst, dans, muziek, literatuur, etc en dat die uiting vervolgens een emotie teweegbrengt, houdt me de laatste decennia enorm bezig. Die mogelijkheid onderscheidt de mens namelijk van de dieren.
De natuur is onverschillig ten aanzien van de mens.
Maar de mens is hoogmoedig ten aanzien van de natuur.
Hoe zie jij de relatie tussen mens en natuur?
De natuur is onverschillig ten aanzien van de mens. Maar de mens is hoogmoedig ten aanzien van de natuur. Daarom hebben we met de pandemie een koekje van eigen deeg gekregen. Het kan een boom niet schelen als hij jou in de weg staat, en het maakt het virus niet uit of wij eraan doodgaan. Wij hebben allerlei gevoelens en meningen ten opzichte van de natuur terwijl omgekeerd de natuur die niet heeft in relatie tot de mens. Die constatering deed ik rond 2002 toen ik na lange tijd (eind jaren negentig werd er een ernstige longziekte bij Erwin geconstateerd, MK) weer ging bodysurfen. Ik was daar heel goed in, maar toen ik na een aantal jaar voor het eerst weer in zee sprong ontdekte ik dat ik het helemaal niet meer kon. Niet dat dat die golven ook maar íets kon schelen, die bleven maar komen en ik maar denken ‘Ik ga dood’. Dat vond ik zó’n eyeopener. Tegenover zoveel natuurgeweld zijn wij als mens verloren. Daarom ga ik wel graag de natuur in maar alleen als er een weg in de buurt is. (lacht)
Bij de making of van de film ‘Im Wald’ kun je goed zien hoeveel energie het maakproces van je vraagt. Op een goed moment zeg je: ‘Ik voel me net een uitgeperste sinaasappel.’ Waarom ga je altijd tot het uiterste? Is dat de ‘Ausdauer’ die om de hoek komt kijken?
Tijdens het maakproces moet ik van mezelf tot het gaatje gaan en dat is de volledige uitputting. Anders ben ik niet bij het uiterste van mijn kunnen - dus van mijn geestelijke en fysieke vermogens - gekomen. Dan heb ik mijn grenzen onvoldoende opgezocht en ben ik niet tevreden. Bovendien, als ík niet tot het gaatje ga, waarom zou mijn model dat dan wel doen? In mijn fotografie is alles geënsceneerd en is ieder model een acteur. Als ik bijvoorbeeld een moeder met een baby in haar arm onder een boom fotografeer, wil ik dat je door middel van de welving van haar rug en de buiging van haar nek - dus door de manier waarop ze die baby vasthoudt - het gevoel krijgt dat zij écht een moeder is die haar eigen kind in haar armen houdt. Dat bereik je alleen als zij zich zich dat tot in het diepst van haar vezels inbeeldt. En dat uit zich in de kleinste nanobewegingen. Het jongetje van acht, dat naast haar onder diezelfde boom zit, moet bijvoorbeeld uitstralen dat hij een vluchteling is en zich afvragen waar ze naar toe moeten; of hij moet zich inbeelden dat hij een vakantieganger is die baalt omdat hij het koud heeft. Hij moet iets ongemakkelijks denken. Hij moet iemand zíj́n. En om die persoon te ‘worden’ hebben ze mijn overtuigingskracht nodig.
Hoe vind je het om met een team te werken?
Geweldig, daardoor krijg ik een hoop dingen cadeau. Zo weet ik best wel wat van techniek dus ik kan mijn voorstel voor de belichting goed communiceren aan mijn assistent. Maar soms word ik verrast door zijn interpretatie omdat die misschien niet precies beantwoordt aan wat ik in gedachten had maar alsnog heel mooi is. En als we dan een klein beetje naar links of naar rechts gaan wordt het uiteindelijke resultaat alsnog wat ik voor ogen had, plus iets extra’s. En ik ben altijd op zoek naar dat ‘iets extra’s’. Wat styling betreft werk ik graag met mensen uit de filmwereld omdat ik fotografie ervaar als een soort bevroren filmscènes. En dat vraagt een andere styling en andere kledingkeuzes dan in de wereld van de pure fotografie. Je wil immers mensen van vlees en bloed creëeren en die hebben weleens kleding aan die versleten is, te krap zit of zonder nadenken uit de kast is getrokken. De serie ‘Im Wald’ heb ik gemaakt in 2020 en alles speelt zich, qua kleding en locaties, in het nu af. Dat is aan de styling duidelijk te zien. En zo wil ik het ook.
Het leven is een eindeloze caravaan waar mensen bijkomen en afvallen.
Dat kun je maar beter onder ogen zien.
Kun je iets vertellen over de totstandkoming van ‘Im Wald’ waarin je oa onderwerpen als massatoerisme, identiteit, vergankelijkheid en de relatie tussen mens en natuur verbeeldt?
Het werk ‘Am Wasserfall’ met vijf donkere mensen waaronder een meisje als leader van the pack illustreert goed hoe ik te werk ga. De avond vóór de opnames zaten we met z’n allen in het hotel en ging ik, zoals ik meestal doe, een praatje maken met de modellen. De mannen, en dat is best wel een ding, moeten in die foto ondergeschikt zijn aan het meisje. Dat moet je als fotograaf - of regisseur - je modellen goed uitleggen zodat ze weten wat de bedoeling van de foto is, waar die over gaat, zodat ze zich de situatie goed kunnen inleven. Daarnaast is het natuurlijk heel dapper en stoer om je ’s ochtends vroeg, nog voor zonsopgang, in de ijskou, ergens in de bergen in je blootje te laten fotograferen. Maar de kick die je krijgt van de respons en de samenwerking, waardoor je voelt dat die jongens en meiden zich de emoties van de personen die ze moeten worden daadwerkelijk inleven is fenomenaal! Ik heb ze bij die waterval neergezet en iedereen stond in één keer goed. Ik heb zelfs niets hoeven photoshoppen. De arm van het meisje moest vrij lang zijn omdat ze moest wijzen naar de zogenaamde oorsprong, wat dat dan ook mag zijn. En als je dan een lijn trekt van haar vinger naar het fototoestel van één van de mannen op de achtergrond dan zie je dat ze elkaar op een bepaald punt kruizen. Dat was niet geregisseerd maar wel heel mooi. Iedereen stond aan. Geen van de vijf personen had een moment van zwakte in zijn of haar poseren of acteren. Dat is zo kicken. Dat voelt als een verliefdheid, als een combinatie van genegenheid en spanning.
Op ieder model word ik een beetje verliefd. Overigens heeft die verliefdheid weinig met echte erotiek te maken maar meer met het verlangen om in iemand op te gaan en als het goed is, is dat verlangen wederkerig. Zo’n model is uitermate kwetsbaar: overgeleverd aan mijn instructies terwijl op dat moment allerlei mensen van de techniek, de belichting, etc staan mee te kijken. De kwetsbaarheid of de overgave van het model ligt volledig in mijn handen. Daardoor kun je een soort van energiebaan naar elkaar toe creëeren. Om meer emotionele afstand te bewaren fotografeer ik het liefst mensen waar ik niet gemakkelijk op val. Ik moet namelijk niet te dichtbij komen (lacht). Het heeft tien jaar geduurd voordat ik Kevin, mijn man, ging fotograferen. Dat komt heel dichtbij, en dat vind ik veel moeilijker. De foto van Kevin en mij in het bos is in zekere zin therapeutisch. Het leven is tenslotte een eindeloze caravaan waar mensen bijkomen en afvallen. Dat kun je maar beter onder ogen zien.
Het voordeel van ouder worden is dat je steeds meer op zoek gaat naar de essentie van de dingen.
Je bent nu 62 jaar. Hoe ervaar je het feit dat je ouder wordt?
Het voordeel van ouder worden is dat je steeds meer op zoek gaat naar de essentie van de dingen. Zo ontdekte ik dat mijn werk vaak beter wordt naarmate ik eerder minder doe dan meer. Ik kom natuurlijk uit een barokke of extravagante wereld zoals die uit de films van Fellinin, Visconti en zelfs Pasolini, die toch ook behoorlijk extravagant was. Er zit een heel fantasierijke traditie in de geschiedenis van de film maar ook in die van de fotografie. Kijk maar naar de groteske foto’s van Joel-Peter Witkin of de expliciete foto’s van Mapplethorpe. Die wist erotische en seksueel beladen emoties grandioos te combineren met minimale zwart-wit fotografie. Om bij die meer ‘uitgeklede’ fotografie te komen heb ik een lange reis moeten afleggen. Want in de jaren negentig, door mijn onzekerheid maar ook door mijn agressie, heb ik vaak de plank misgeslagen. Bijvoorbeeld door iets te vaak in de verkleedkist te graaien. Dat neemt niet weg dat casting in mijn fotografie altijd een sleutelmoment geweest waardoor ik mijn eigen signatuur heb kunnen ontwikkelen.
Ik ben erachter gekomen dat die barokke fotografie de tand des tijds niet doorstaat. Eigenlijk om de simpele reden dat je de essentie niet bloot legt. Want door die overdaad ben je als het ware een wal of een façade aan het bouwen waardoor je niet meer bij je echte gevoel komt. En daar lijdt het werk onder. Op een bepaald moment, rond de eeuwwisseling, werd ik me daarvan bewust en kon ik me niet meer identificeren met die foto’s en die tijd. Ik wilde niet langer mijn echte emoties verhullen maar er juist naar op zoek gaan. Ik was uitgeschreeuwd en hoefde niet langer gelijk te hebben maar verlangde naar dialoog.
Eigenlijk ben ik een visueel verteller. Maar na het hedonisme van de jaren negentig ben ik heel anders gaan werken. Meer naar binnen gekeerd. Zo kwam ik erachter dat hoe minder je zelf vertelt hoe meer ruimte je openlaat voor dialoog. En dan kan iedereen zijn of haar eigen verhaal maken.
Je werk is enerzijds autobiografisch maar anderzijds zie ik er veel van de actualiteit in terug. Klopt dat?
Ik ben opgeleid tot journalist en een verwoed krantenlezer. Ik haal veel inspiratie uit de actualiteit want daarover kan ik me lekker opwinden (lacht) en die opwinding is de perfecte voedingsbodem voor mijn kunst. Die betrokkenheid is deel van mijn karakter. Zo kan ik me ergeren aan het feit dat we zoveel reizen zonder ons er rekenschap van te geven dat we daarmee de hele planeet vervuilen. Die informatie over het klimaat haal ik dan uit de krant, vervolgens ga ik naar een museum waar ik bijvoorbeeld geraakt word door een werk van Caspar David Friedrich en op het moment dat die twee, opwinding en verbeelding, samenvallen krijg ik inspiratie. Op zo’n moment gaan alle lades in mijn hoofd open en ontstaat er langzaam maar zeker een beeld. Vervolgens ga ik op zoek naar de juiste locatie en de juiste modellen en dan vormen al die geopende lades opeens een geheel en dát wordt dan de foto.
Mijn queeste, al mijn hele leven lang,
is schoonheid uit alles en iedereen te halen
Wat zie je als je grootste opdracht of taak als kunstenaar?
Mijn queeste, al mijn hele leven lang, is schoonheid uit alles en iedereen te halen. Door een obese tiener, een meisje met een verstandelijke beperking of iemand die kleiner, witter of zwarter dan gemiddeld is te fotograferen, word ik uitgedaagd om de schoonheid van iets afwijkends op te zoeken. Dat is het zout der aarde. En dat doe ik graag en verklaart waarom ik liever niet iemand fotografeer op wie ik val want dan hoef ik niet meer op zoek te gaan! (lacht) Overigens vind ik dat je schoonheid niet alleen in een jong maar ook in een ouder persoon moet kunnen zien. Natuurlijk is de schoonheid van een jong iemand van een andere orde en moet ik mezelf soms dwingen niet té kritisch te zijn, maar dat weerhoudt me er niet van ernaar op zoek te gaan.
Discriminatie zit ‘m vaak in héél kleine opmerkingen en gedragingen.
Evenals schoonheid.
Toevallig dacht ik de laatste tijd weleens dat ik eigenlijk iets moest gaan doen met wat rondere jongens, in plaats van altijd maar die hoekige en gespierde. Dat heeft geleid tot een foto die in de buurt komt van een Caravaggio die altijd wat rondere mannen schilderde. Zo’n zoektocht vind ik geweldig. Natuurlijk is het heerlijk om met een topmodel te werken en je maar hoeft te klikken want het resultaat is toch altijd beeldschoon. Maar het allerleukste is als je tegen je model kunt zeggen: “Draai eens een kwartslag zus of sta eens zo”.
Er zit veel tijd tussen Erwin de nachtvlinder en strijder voor homorechten en Erwin de oudere, gehuwde man en succesvolle kunstenaar die tegenover me zit. Zijn we sociaal-maatschappelijk opgeschoten in de jaren die daartussen liggen?
Ik vind dat we enorm zijn opgeschoten. Natuurlijk zijn er incidenten maar als je kijkt naar thema’s als ongelijkheid en gender in de Westerse wereld en in Zuid-Afrika dan zijn we toch een stuk verder gekomen vergeleken met de jaren vijftig van de vorige eeuw, laat staan de periode daarvoor. Voor de wet hebben we sowieso enorme vooruitgang geboekt. Als homo’s en vrouwen kunnen we ons hier toch behoorlijk vrij verplaatsen en zijn we behoorlijk geëmancipeerd. De grootste emancipatie heeft denk ik plaatsgevonden via het televisiescherm en in kleine dorpen. Maar het gebeurt best vaak dat ik naar de TV kijk en constateer dat het eigenlijk best goed gaat met de LGBTQ beweging maar als ik dan als 62-jarige man op mijn fiets zit kan ik toch weer uitgemaakt worden voor vuile homo of vuile poot.
Je zult mensen over sexualiteit en emancipatie moeten onderrichten
en desondanks zul je als minderheden altijd alert moeten blijven.
Dat is een taak die je hebt tot je omvalt.
Nog steeds zijn lessen over emancipatie en sexualiteit op scholen hard nodig. Want je kunt niet van iedereen verwachten dat ze weten wat wij hier normaal vinden. Wat wel en niet mag. Daar moet je mensen in onderrichten en desondanks zul je als minderheden altijd alert moeten blijven. Dat is een taak die je hebt tot je omvalt. Als het niet voor jezelf is dan wel voor de generaties na jou in dat proces. Je moet elkaar daarin met open vizier vasthouden en ondersteunen. En daarmee bedoel ik dat je ook moet optreden tegen je eigen rascistische demonen en vooroordelen. Die opvattingen moeten af en toe ook in je kunst terugkomen, of in je werk. Dat moet je niet aan anderen overlaten. Ik vind het belangrijk om vanuit mijn eigen minderheidsgroepering naar andere minderheden te blijven kijken. Discriminatie zit ‘m vaak in héél kleine opmerkingen en gedragingen.
Evenals schoonheid.
De tentoonstelling Im Wald is tot 22 mei te zien bij Galerie Ron Mandos.