In opdracht van Kunstinstituut Melly 'Formerly known as Witte de With Center for Contemporary Art' - in Rotterdam en in samenwerking met Galerie Ron Mandos ontwierp en produceerde Bouke de Vries (1960) tijdens Covid zijn eerste werk in oplage - maar waarvan ieder editienummer uniek is - die oorspronkelijk op Art Rotterdam maar vanwege Covid tegelijkertijd op GalleryViewer, bij Galerie Ron Mandos en Kunstinstituut Melly gelanceerd wordt. In dit interview zet Bouke uiteen waarom hij uiteindelijk voor het vak van keramiekkunstenaar koos, waarom hij nog steeds gelukkig is in Londen en waarom, ook voor deze serie genaamd ‘30 Pieces’ de schoonheid van wat gebroken of kapot is centraal staat.
Je woont en werkt sinds jaar en dag in Londen. Hoe komt dat zo? En hoe bevalt het leven als kunstenaar daar?
Eind zeventiger jaren, als student aan de Design Academie in Eindhoven was ik verplicht een periode van drie maanden in het buitenland door te brengen. Ik koos voor Londen, werd verliefd op Londen en op een Londenaar en bleef. Inmiddels houd ik nog steeds van Londen en van de Londenaar! Ik heb zes jaar in de mode-industrie gewerkt, maar wilde uiteindelijk van loopbaan veranderen en liet me omscholen tot keramiekrestaurator. Ongeveer twaalf jaar geleden besloot ik dat ik mezelf wilde uitdrukken en vanaf dat moment werk ik als autonoom kunstenaar met keramiek. Mijn leven als kunstenaar is tot nu toe geweldig. Londen biedt me veel geweldige levenservaringen en blijkt de perfecte plek voor mij.
Het leven van een kunstenaar is vaak eenzaam maar in een periode van lockdown en avondklok al helemaal. Hoe leef jij je leven als kunstenaar en privé in deze verwarrende tijd?
Ik heb de afgelopen dertig jaar alleen maar gewerkt en ben blij met mijn eigen kunstpraktijk. Het hebben van een vaste routine geeft structuur en stabiliteit en de lockdown heeft me in staat gesteld nog routinematiger te kunnen werken. Ik heb het geluk dat ik een atelier in mijn tuin heb, dus ik kan mijn werk ongestoord voortzetten binnen de grenzen van de lockdown.
Je hebt Design gestudeerd in Eindhoven en in Londen en met fashiondesigners als John Galliano en Stephen Jones gewerkt maar uiteindelijk de keuze gemaakt voor een leven als autonoom kunstenaar die keramiek maakt. Hoe kwam die keuze tot stand?
Zoals ik al zei, na mijn werk in de mode, heb ik me omgeschoold tot keramiekrestaurateur en begon ik met het maken van sculpturen. Ik gebruikte mijn kennis en vaardigheden die ik als restaurateur ontwikkelde en paste deze toe op mijn kunst, uitgaande van mijn kennis.
Bouke de Vries, 30 Pieces, 2020, Porcelain cast in resin / Porselein in hars gegoten, 240 x 100 x 40 mm,
Edition of/Oplage 30 + 2 APs € 1500-, exclusief BTW.
In jouw werk spelen vernietiging, restauratie en trauma een grote rol. Zelf spreek je ook wel van ‘the beauty of destruction’. Wat bedoel je daar precies mee?
Als restaurateur werd ik dagelijks geconfronteerd met schade en opvattingen over perfectie maar ik realiseerde me dat er juist schoonheid kan zitten in iets wat kapot is en dat het niet altijd nodig is om imperfecties of schade te verbergen maar dat we deze juist voor zich kunnen laten spreken. In mijn werk staat wat gebroken of kapot is centraal maar in een context die er een nieuw licht op werpt.
Je komt uit Utrecht, bakermat van de beroemde 17e en 18e eeuwse Nederlandse stillevens, met name met bloemen. In hoeverre leeft die traditie voort in je werk?
Geschiedenis is altijd een van mijn grote passies geweest. Als geboren en getogen Utrechtenaar stroomt de kunst uit de Gouden Eeuw inderdaad door mijn aderen. Ik was er altijd mee omringd, zo niet door de echte schilderijen dan wel door reproducties, kalenders, ansichtkaarten, etc. Ik ben trots op die geschiedenis die altijd een belangrijke inspiratiebron voor me zal zijn. Mijn interpretaties van stillevens en bloemen behoorden tot de eerste beelden die ik maakte en zijn een terugkerend thema.
Voor jouw solo tentoonstelling ‘War & Pieces’ die in 2016 in het Kunstmuseum Den Haag te zien was toonde je op een acht meter lange tafel een veldslag - compleet met atoomexplosie - bestaande uit duizenden scherven porselein gemixt met stukken plastic speelgoed. Daarmee vernietigde je de symboliek van een rijkelijk versierde, 18e eeuwse tafel als toonbeeld van status en macht. Waar komt deze fascinatie voor geweld, vernieling en schoonheid vandaan?
Vroeger stonden er grote veldslagen gepland en bijvoorbeeld tijdens de Napoleontische oorlogen in aanloop naar de Slag bij Waterloo kwam een groot deel van de Franse adel naar Brussel en aan de vooravond van de slag gaf de Hertogin van Richmond een groot bal en rukte ze een groot banket aan. Ik besloot dat ik de strijd liever aan tafel zou leveren. Daartoe gebruikte ik het symbool van de meest vernietigende kracht - een nucleaire-explosie - als centerpiece. Ik ben altijd gefascineerd geweest door de vraag hoe iets enerzijds destructief kan zijn en anderzijds van een eigenaardig soort schoonheid.
Het Rotterdamse Kunstinstituut Melly heeft jou geselecteerd om een editie te maken die tijdens Art Rotterdam voor het eerst getoond zou worden. Helaas liep het vanwege Covid anders en is de beurs tot juni uitgesteld maar de editie komt er gelukkig alsnog. Kun je er wat over vertellen?
Vorig jaar nam ik deel aan een fantastische tentoonstelling bij Melly (voorheen Witte de With) in Rotterdam dat mij tot mijn groot genoegen uitnodigde om een - mijn eerste! - limited edition te maken. Omdat ik het idee van uniciteit wilde behouden heb ik zitten broeden op een editie waarvan ieder exemplaar een uniek aspect heeft. Het resultaat is een werk bestaande uit 30 originele sculpturen, geïnspireerd op mijn ‘memory vessels’ die bij Melly getoond waren. Daartoe heb ik een beschadigde 18e eeuwse vaas genomen en in 30 stukken gebroken. Elk fragment heb ik behandeld met acrylhars, zoals een vlieg wordt gevangen in barnsteen. De omtrek van het werk heeft de vorm van de origineel gebruikte vaas. De mensen die een editie kopen, worden daarmee de bewaker van een uniek fragment van de vaas.
Wat is jouw grootste drijfveer in de kunst?
Als ik die vraag kon beantwoorden zou ik geen kunst hoeven maken.
Als we weer naar Londen kunnen welk museum of welke galerie of andere culturele instelling mogen we volgens jou niet missen?
Toen ik vijfendertig jaar geleden verhuisde naar Londen zei een vriend dat ik het Sir John Soane museum moest bezoeken. Toentertijd was het een grotendeels vergeten museum met heel weinig bezoekers. Oorspronkelijk was het museum het woonhuis van architect Sir John Soane dat bij zijn overlijden in 1837 aan de Staat schonk. Het museum is een opmerkelijk overblijfsel van een bijzondere architect en met veel verborgen schatten, in het centrum van Londen. En natuurlijk kent iedereen de het V&A Museum maar de meeste mensen komen nooit op de bovenste verdieping waar je meest verbazingwekkende keramiekcollectie kunt bewonderen. Beslist een bezoek waard.
Wat mis je het meest van Nederland?
Mijn zus.