Op een dag waarop het licht maar niet kan beslissen of het wil doorbreken of liever nog even tegen de wolken leunt, leidt galerijhouder Thijs Dely me rond in de nieuwe expo Present Tense. Hij ontvangt me met een zekere rust, bijna alsof hij weet dat ik het tempo van buiten nog moet afleggen. “Het is gewoon een duotentoonstelling,” zegt hij, “maar één die vanzelfsprekend werd.”
Hij zegt het op een manier die niet minimaliseert, maar juist iets opent. Alsof die vanzelfsprekendheid geen resultaat is van planning, maar van een ontmoeting die zich aandiende, die ‘klopte’. De ontmoeting tussen Wim Nival en Sam Lock, twee kunstenaars die elkaar nooit eerder hadden gezien, maar die volgens Thijs vanaf het eerste atelierbezoek “elkaar volledig begrepen, ook al is hun praktijk anders.”
Die zin blijft hangen, want ik voel precies wat hij daarmee wil bedoelen: een onderhuidse overeenkomst die niet te herleiden is tot stijl, techniek of materiaal, maar tot een gedeeld soort luisteren. “Thematisch gaat het bij hen over tijd,” legt Thijs uit. “Hoe het heden zich verhoudt tot verleden en toekomst. Dáár raken ze elkaar.” En je voelt hoe hij dat niet bedoelt als theorie, maar als ervaring. Alsof tijd in deze tentoonstelling niet iets is wat je moet begrijpen, maar iets wat je mag laten binnensijpelen.

Bij Wim Nival begint alles met een artistieke daad van verwijdering. Hij werkt met materialen die al een leven hebben of hadden: oude boekkaften, foto’s , uitgescheurde pagina’s. Maar hij benadert ze niet als vondsten die moeten worden gered of bewaard. Hij benadert ze als dragers die opnieuw moeten worden vrijgemaakt. “Hier stond de foto op,” zegt Thijs, terwijl hij naar een vel wijst waarvan de afbeelding volledig is weggekrast. “Hij krast het beeld er helemaal af, maar hij is vooral geïnteresseerd in de achterkant.”
Die achterkant wordt een nieuw beeld. Een oppervlak dat nog geen geschiedenis draagt van zichtbaarheid, maar wel van aanraking. Een vel dat tegelijk fragiel en gelaagd is. Nival verwijdert om te onthullen. Hij snijdt, bijtelt, krast en haalt weg, maar altijd vanuit een opmerkelijke tederheid. Nooit gewelddadig. Nooit opdringerig. Zijn ingrepen hebben iets zorgend, alsof hij iets losmaakt dat wil ademen.
De regelmaat die in zijn patronen verschijnt, is nooit mathematisch, maar wel ritmisch. Herhaling wordt bij Nival geen symbool van controle, maar een vorm van meditatieve arbeid. “Die regelmaat van patronen, de herhaling van dagen en tijd,” zegt Thijs, “je kunt er van alles bij denken.” En precies dat is de kracht: het werk laat ruimte voor projectie zonder zich op te dringen. Niet hermetisch, maar uitnodigend.
Daarbij speelt het meetbare een opvallende rol. Nival gebruikt geregeld meetlatten, linialen, fragmenten van instrumenten die geassocieerd worden met exactheid. Maar in zijn handen verliezen ze hun autoriteit. “We willen alles meten,” glimlacht Thijs. “Maar misschien is het antwoord wel dat we het niet allemaal hoeven te meten.” De liniaal wordt geen maatstaf, maar een vraag. Wat blijft er over wanneer het meetbare wordt losgelaten? Wat als de wereld niet in centimeters hoeft te passen?

Bij Sam Lock ontstaat een heel andere beweging, maar met een vergelijkbare gevoeligheid. Waar Nival verwijdert, laat Lock ontstaan en … verdwijnen. Hij werkt met inkten die elkaar niet verdragen, mengt waterbasis met alcoholbasis en accepteert de weerstand van zijn materialen als onderdeel van het werk. “Hij mixt inkten die niet per se pakken,” zegt Thijs. “Hij brengt tekens aan, maar die verschuiven. Voor hem blijft dat spoor over. And that’s it.” Het is een opmerkelijk soort vertrouwen: hij laat het proces zich gedragen, zonder het te willen controleren. Dit spoor – vluchtig, wiebelend, bijna verlegen – wordt de kern van zijn werk.
Zijn dragers zijn eveneens oude boekcovers, losgesneden pagina’s, fragmenten die niet alleen tekst maar ook tijd met zich meedragen. Maar hij gebruikt die niet om te citeren; hij gebruikt ze om te ademen. Een lijn die oplost, een vlek die blijft hangen, een toon die niet hecht: het zijn minieme gebeurtenissen die zich vertalen naar een groter verhaal over vergankelijkheid. Lock toont niets definitiefs. Alles is in beweging, alles is half, alles is in woordloze transitie.
“Het is ook niet doodserieus,” verklaart Thijs. “Je ziet dat het met plezier gemaakt is.” En dat klopt: hoe broos of fluisterend sommige werken ook zijn, ze dragen een lichte speelsheid. Een soort stille vrijheid zonder ironie.

Ruimte die ademt
In een andere ruimte wordt zichtbaar hoe beide kunstenaars elkaar niet spiegelen, maar wel versterken. Sommige werken van Nival zijn transparant ingekaderd, zwevend bijna, alsof ze weigeren om zich volledig te laten vastpinnen. Het licht valt door de uitsnijdingen heen, schaduwen vormen nieuwe patronen die het werk elke minuut veranderen. “Als je er echt doorheen kunt kijken,” zegt Thijs, “wordt het nog duidelijker: het zijn de dingen die weg zijn die het werk maken.” Dat is precies wat je voelt: leegte is hier geen afwezigheid maar een actief element. Wat ontbreekt, draagt het werk. Wat verdwijnt, blijft aanwezig. Je kijkt niet alleen naar het object, maar ook door het object, langs het object, soms zelfs in het object.
Bij Lock gebeurt iets gelijkaardigs. Zijn lijnenspel lijkt in de lucht te blijven hangen. De inkten die wegtrekken, de randen die vervloeien, de kleuren die weigeren om precies te blijven waar je ze verwacht, creëren een soort trage beweging die pas zichtbaar wordt wanneer je je eigen lichaam toelaat te vertragen. Je merkt hoe zijn werk nauwelijks te vangen is in één blik. Het vraagt geen analyse, maar een soort onderdompeling.
Thijs vertelt hoe beide kunstenaars elkaar nog niet kenden toen de expo werd gepland. Hij bracht Sam digitaal in contact met de ruimte, toonde hem beelden, stuurde werken door. En toen ze uiteindelijk bij Nival in het atelier stonden, gebeurde iets dat Thijs bijna didactisch had gewenst maar niet had durven voorspellen: “Ze begrepen elkaar volledig,” zegt hij, “op heel veel thematische zaken.” Niet qua vorm of materiaal, maar qua houding tegenover tijd.
Die houding maakt de ruimte intens, maar nooit zwaar. Het is een tentoonstelling die niet claimt dat kunst antwoorden moet geven. Ze toont juist hoe kwetsbaar het antwoord is. Hoe belangrijk het kijken. Hoe noodzakelijk het vertragen.
Misschien is dat de bedoeling van Present Tense: geen grote onthulling, geen luid inzicht, maar een verschuiving in de manier waarop je kijkt naar wat je altijd dacht te kennen. En misschien is dat precies wat kunst soms moet zijn: geen monument, geen verklaring, maar een dunne huid die even meebeweegt met de jouwe.
