Het huis van Merel Van de Casteele is zowel woonplek als werkplaats. Van de zolder tot de serre werkt de Belgische kunstenaar aan haar sculpturen en tekeningen. Haar tekeningen ontstaan vaak als woorden op papier. ‘Schrijvend tekenen’ noemt ze dat, waarin de vormen van links naar rechts een verhaal vertellen. In haar nieuwste tekeningen dragen de werken namen van kleuren. Zodra de vorm ontstaat, zoekt Van de Casteele naar de kleur die zich het best bij die vorm voegt, wat resulteert in werken die zowel grafisch als schilderachtig zijn.
De objecten in haar huis bieden ook inspiratie voor haar sculpturen. Door takken en planten vast te houden voelt de kunstenaar aan of objecten uitnodigen tot aanraking of juist afstand creëren. Haar tekeningen en sculpturen zijn nu te zien in de tentoonstelling ‘The Surface Holds No Secrets’ bij TaLe Art Gallery in Vlierzele, nog tot en met 19 oktober.
Waar is je atelier en kan je beschrijven hoe dat eruit ziet?
Mijn atelier bevindt zich op zolder, maar eigenlijk werk ik op verschillende plekken in huis. Soms in de garage, soms in de serre, en af en toe in een van de slaapkamers. Over het huis staan sculpturen van mij verspreid omdat wij hiermee samenwonen en hier zo voor zorgen. In het atelier hangen tekeningen: half afgewerkte stukken, maar ook heel oude werken. Het kijken naar die oudere werken helpt me om nieuwe referenties en inspiratie te vinden voor wat ik nu maak. Daarnaast staan er ook verschillende stokken en vegetale elementen, zoals stukken maïs of takken. Die hebben niet altijd een praktisch nut, maar ik vind het fijn om ze bij me te hebben of vast te houden terwijl ik nadenk. Hoewel ik hou van orde en structuur, heb ik moeten aanvaarden dat ik het beste werk wanneer er juist een flinke chaos heerst in mijn atelier.

Heb je een specifieke werkroutine, zoals bepaalde rituelen of gewoontes die je helpen op gang te komen?
Meestal zet ik eerst thee als ik in het atelier start. Daarnaast probeer ik te werken in “units”, een methode die ik heb opgepikt uit het boek Finish on Time door Åsa Burman. Dat helpt me om te starten en meteen de moeilijkste beeldende problemen aan te pakken. Vaak schrijf ik ook in mijn logboek als ik moeite heb met starten, om dit na 5 minuten aan de kant te leggen en effectief te starten. Ik weet niet hoe het werkt, maar het werkt. Mijn beste werkmomenten zijn in de voormiddag of heel vroeg in de ochtend, en soms ook heel laat ’s nachts. Na de middag richt ik me liever op praktische taken in het atelier, die minder creatieve beslissingen vragen. Tijdens deze momenten ligt de radio aan, anders is het stil.
Wat liggen er allemaal voor materialen in je atelier? Heb je een favoriet stuk gereedschap waar je niet zonder kunt?
Omdat ik in verschillende disciplines werk, liggen er ook allerlei uiteenlopende materialen. Je vindt er onder andere opgeslagen textiel, tekenpapier, transfers voor zeefdruk, potloden, olieverf en houtopslag. Een van mijn favoriete gereedschappen is een afgerond houten blokje dat ik zelf gemaakt heb. Daarmee druk ik vaak papier plat zonder het te beschadigen.

Je beweegt je tussen grafiek en plastiek. Vind je het lastig om telkens te schakelen tussen die disciplines of voelt dat juist natuurlijk?
Dat is een goede vraag, en het hangt sterk af van het moment waarin ik me bevind: hoe ik ernaar kijk en hoe ik me erbij voel. Van kinds af aan ben ik gewend geweest om verschillende disciplines met elkaar te combineren, en ik heb daar eigenlijk nooit problemen of beperkingen in gezien. Voor mij was het altijd een vanzelfsprekende manier van werken, zonder dat ik daar bewust grenzen in trok. Pas tijdens mijn verdere opleidingen ben ik gaan merken dat er labels en tussenschotten werden aangebracht tussen de verschillende disciplines.
Je wordt omschreven als ‘een schilder van oorsprong’, kun je uitleggen wat daarmee wordt bedoeld?
Schilderkunst is voor mij altijd mijn eerste grote liefde geweest. Daarom heb ik er destijds ook voor gekozen om die richting te studeren. Ondanks mijn specialisatie in schilderkunst ben ik altijd multidisciplinair blijven werken, maar zelfs vandaag neemt mijn liefde voor verf nog een groot deel van mijn atelier in beslag. Momenteel liggen er bij kopieën van Peter Doig in de serre en een artikel in de slaapkamer uit De Witte Raaf over oorsprong en een werk van Fontana. Ik heb altijd het idee gehad dat je om in de diepte te kunnen gaan, eerst moet beginnen aan het oppervlak. Voor mij was dat oppervlak schilderkunst.

Wanneer begon jouw fascinatie voor etnografische esthetiek? Heb je voorbeelden van kunstenaars die je daarin inspireren?
Mijn fascinatie komt vooral voort uit de verschillende reizen die ik al heb gemaakt. Door ver weg te reizen en andere levens, culturen en ideeën te ontmoeten, ervaar ik telkens dat ik bij mijn terugkeer met nieuwe ogen naar onze eigen wereld kan kijken. Kunstenaars die mij op dit moment bezig houden zijn Els Dietvorst, Dana Schutz, Vivian Suter en Pierre Huyghe.
Je nieuwe werken dragen de namen van kleuren, maar centraal zien we je grafische vormen. Is dat een visuele vertaling van de betreffende kleur?
Nee, de vorm ontstaat altijd eerst. Daarna zoek ik naar de kleur die zich het best bij die vorm voegt. De kleuren zijn vooral door de zomer in mijn werk geslopen. Ik heb altijd in zwart-wit gewerkt, en had nood aan een nieuwe methode om de vormen soms letterlijk in een nieuw licht te brengen. Sinds ik kleurpotloden ben gaan gebruiken merk ik dat sommige tekeningen een schilderkundig karakter krijgen. Door vet in vet te tekenen ontstaat er een dikkere waslaag, waardoor kleuren in elkaar kunnen overvloeien. Zo kunnen de kleuren over het papier heen en weer worden getrokken.
Wat was het vertrekpunt bij het werk Tekening voor Ovidius: Toren en Lam?
De tekeningen voor Ovidius werken voor mij als een soort brieven aan het boek Metamorfosen door Ovidius. Ik probeer in dit soort tekeningen eigenlijk ook schrijvend te tekenen. Daarmee bedoel ik dat ik regelmatig van links naar rechts werk, alsof ik woorden noteer. Het zijn vaak denkontwerpen en symbolen, afgewisseld met elementen die zich bewegen in een gebied tussen twijfel en herkenning. Dat gebied is voor mij van groot belang: vele van mijn ideeën worden daar geboren.

Je werk is momenteel te zien in de tentoonstelling ‘The Surface Holds No Secrets’ bij TaLe Art Gallery. Waren er verrassende of inspirerende verbanden tussen jouw werk en dat van de andere kunstenaars?
De titel van de tentoonstelling zegt al ontzettend veel. Een schilderij of een drager kan actie, herinnering of betekenis in zich dragen – dat is een belangrijk verband. Als je kijkt naar de patina en aard van mijn sculpturen, merk je dat ik vaak zoek naar structuren en oppervlakken die de aanraking zelf in vraag stellen. Sommige sculpturen roepen de drang op om ze te strelen of te betasten, terwijl andere net afstand scheppen. Het contrast met het oppervlakte van een schilderij werd boeiend in beeld gebracht door de sculpturen op te stellen bij het werk van Svelte Thys, Lode Laperre, Daniel Mattar en Marc Van Cauwenbergh.
Waar ben je momenteel mee bezig? Heb je plannen voor de toekomst waar je nu al enthousiast over bent?
Op dit moment werk ik intensief aan een locatieproject in de Sint-Jozefkapel in Brugge: KOM! Ik ben er gedurende een jaar artist in residence en ga er in interactie met burgers. Binnen die residentie ontwikkel ik The Game of Objects, een interactief kunstproject waarbij sculpturen tijdelijk worden opgenomen door Brugse gezinnen of individuen.
Wie deelneemt, ontvangt een beeld uit de Flock-beeldengroep, samen met een handleiding en een bijhorend ritueel. In ruil geven de deelnemers mij een betekenisvol object terug, dat vervolgens een plaats krijgt in de tentoonstelling in de Sint-Jozefkapel. Zo ontstaat er een uitwisseling van zorg en verhalen – een spel van aanwezigheid met objecten.
