In de zomer sluiten veel galeries de deuren voor een welverdiende vakantie, maar de musea blijven open. Daarom hebben we aandacht voor kunstenaars met een lopende museumtentoonstelling. Dit keer spreken we Jehoshua Rozenman over de sculpturen die momenteel te zien bij Escher in het Paleis in Den Haag en zijn werkwijze.
De raakvlakken met het werk van M.C. Escher zijn misschien niet direct evident, maar net als Escher gebruikt Rozenman architectuur en net als bij Escher kom je er als kijker nooit helemaal uit waarnaar je precies kijkt. Rozenmans sculpturen hebben iets raadselachtigs; ze ogen misschien robuust maar zijn gemaakt van glas, en als gebouwen zijn ze onbruikbaar. Ze lijken te verwijzen naar modernistische architectuur, met de typische stijlelementen, maar zijn onbruikbaar. Ze lijken zo uit een andere dimensie te komen.
Rozenman heeft twee ateliers, een in Amsterdam West en een tweede in Prenzlauerberg in Berlijn. We spraken hem in zijn Amsterdamse atelier, een oude benedenwoning met in de achterruimte drie ovens. De carrière van Rozenmans man brachten hem naar New York en Berlijn; het Berlijnse atelier hield hij aan, onder meer vanwege de inspiratie die de geschiedenis van Berlijn hem geeft.
De begeleidende tekst bij de tentoonstelling Out of the Box is een verslag van een interview dat Rozenman geeft voor de Duitse televisie. Hij vertelt over een oude koffer die hij heeft gevonden in zijn atelier. De koffer is gevuld met tekeningen van voor de Tweede Wereldoorlog, maar ook met futuristisch en modernistisch materiaal en met tijdschriften uit de jaren ‘50. De interviewster dringt aan: is de koffer nu echt of niet? Daarop geeft Rozenman toe dat hij alles heeft verzonnen. Nu komt het: de interviewster gelooft hem niet. Bewijs het maar.
Toen ik deze plottwist las, begon ik ook te twijfelen aan de waarachtigheid van de tekst. Dit kan toch niet waar zijn?
Het is mijn bedoeling dat mensen zelf hun gedachten vormen bij mijn werk. De koffer is een concept, een kapstok voor de tentoonstelling. Maar inderdaad voor een aankomende tentoonstelling in Berlijn moet ik verklaringen aanleveren van iedereen met wie ik werk waarin ze aangeven dat ik de koffer gevonden heb. Het maakt niet uit of de verklaringen verifieerbaar zijn – ik zou hun kunnen betalen om dit te verklaren - als ik ze maar aanlever bij de curator. Ze zijn als de dood dat er iemand komt die claimt dat de koffer van zijn opa is geweest die is vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik heb nog nooit meegemaakt dat ik moet aantonen dat ik iets heb verzonnen.’

De koffer, de beelden en andere recente werken zijn nu te zien in Escher in het Paleis. Kan je vertellen hoe die tentoonstelling tot stand kwam?
Een paar jaar geleden op Art Rotterdam had mijn galerie (Fontana, red.) mijn atelier deels nagebouwd in hun stand. Anders dan andere stands was die van hun rommelig. Dat trok veel aandacht. Ik was er zelf ook om uitleg te geven over mijn werk. Ik sprak veel met studenten en andere belangstellenden. Op een gegeven moment merkte ik dat iemand met mij wilde spreken en uit het gedrag van de anderen maakte ik op dat het een bekende persoon was. Hij begreep mijn werk en werkwijze direct en vroeg of ik bij ‘ons’ wilde exposeren. Ik zei maar dat hij dat met mijn galerie moest bespreken. Daarop gaf hij mij zijn kaartje en viel het kwartje. Het was Benno Tempel (toenmalig directeur van het Kunstmuseum Den Haag waar Escher in het Paleis deel van uitmaakt, red.). Ik had hem nog nooit ontmoet. Daarna vertrok hij als directeur naar het Kröller-Müller museum. Met zijn opvolger Margriet Schavemaker en de curator Judith Kadee verliep de samenwerking al even prettig.
Begreep je wel waarom hij je vroeg juist daar te exposeren?
Ja, ik zie de overeenkomsten tussen mijn werk en dat van Escher wel. Het ziet er natuurlijk heel anders uit, maar architectuur komt in ons beider werk voor en je weet bij mij ook niet precies waarnaar je kijkt.
Hoe zou je je werk omschrijven? Je maakt immers geen glaskunst in de traditionele zin van het woord.
Klopt, men weet vaak niet direct in welk vakje ik thuishoor. Typische glaskunst is het niet, het is kunst gemaakt van glas. Toen ik in New York woonde vroeg een galeriehoudster mij eens tijdens een diner: Wat voor kunst maak je? Ik zei: ik maak beelden van glas. Ik heb die vrouw daarna de hele avond niet meer gezien. Wat ik ermee wil zeggen is: glaskunst heeft een slechte naam, terwijl ik glas enkel als materiaal gebruik. In mijn geval zien mensen eerst de sculptuur en vragen zich daarna pas af waarvan het gemaakt is.

Dat begrijp ik wel. Jouw glas is vaak niet wit of doorzichtig, maar donker van kleur. Ook zitten er regelmatig resten van de gipsen mal op en combineer je het met aluminium waardoor de associatie met glas niet meteen volgt. Kan je vertellen hoe je te werk gaat?
Ik maak modellen van was, die plaats ik in gipsen mallen. Daarna stoom ik de was uit. Bovenop de mal leg ik brokken glas. Wanneer in de oven de juiste temperatuur is bereikt , smelt het en vloeit het glas in de mal. Het hele proces kan een paar weken duren. Het duurt namelijk al een dag of 5 voordat de oven de temperatuur van 870 graden heeft bereikt. Daarna kost het dagen voordat het glas in alle kleine gangetjes in de mal zit en uithardt.
Maar ook het afkoelen kost tijd - zeker twee weken. Je kan het werk ook niet direct uit de oven halen. Dan ontstaat er stress in het glas en kan het barsten. Ik ben echt uiterst voorzichtig met het afkoelen, want als ik het te snel doe en het werk breekt, ben ik alles kwijt. Het model is er namelijk niet meer.
Als ik je werk zie, zit er ook iets intuïtiefs in. Klopt dat of werk je strak een plan uit?
Als je aan een beeld 3 of 4 maanden werkt, is de kans groot dat je gaandeweg afwijkt van je tekening of plan. Dat gebeurt ook vaak. Ik maak wel tekeningen vooraf, ook met de hulp van AI, maar soms besluit ik het anders uit te voeren. Op die tekening daar – hij wijst naar een grote tekening op de achterwand van zijn atelier – zie je een toren met een soort koepel zoals Norman Foster die ontwierp voor de Bondsdag, die heb ik uiteindelijk weggelaten. Dat werkt op een tekening, maar niet als sculptuur.

Je noemde AI al even. Je tekeningen bevatten allerlei stijlelementen en de functie van gebouwen is soms ook niet duidelijk. Ik kan me voorstellen dat men denkt dat je tekeningen deels door AI zijn gemaakt. Klopt dat?
Ik gebruik AI inderdaad, maar alleen als assistent. Mensen zijn vaak bang dat ik alles uit handen geef, maar ik bekijk slechts of het bruikbare suggesties zijn.
Ik heb ook meegemaakt dat mensen in de galerie elkaar aanstoten en zeggen: dit is gemaakt door AI. Dat is helemaal niet zo. Het omgekeerde heb ik ook meegemaakt.
Je bent nu 70 en hebt een geheel eigen stijl en vorm gevonden. Welk advies zou je geven aan beginnende kunstenaars?
Het lijkt me niet makkelijk om tegenwoordig een jonge kunstenaar te zijn. Op sociale media zien ze mensen die succes hebben, maar succes zegt niks over de kwaliteit van je werk. Ook is het lastig om de hele tijd succesvol te blijven. Daarom zeg ik: vind je eigen ritme en eigen vorm. Kwaliteit verloochent zich niet. En dan hoop je maar dat het wordt erkend en tot tentoonstellingen leidt.
