'Penumbra' is de titel van de eerste solotentoonstelling van schilder Marjolein Rothman bij galerie dudokdegroot. Het betekent zoveel als de ruimte tussen licht en donker – een gebied dat noch volledig verlicht noch volledig versluierd is. De fascinatie voor deze tussenfase komt voort uit magie die ze tijdens haar studie in de donkere kamer ervoer.
Gedurende haar carrière zoekt Rothman steeds naar nieuwe manieren om het ongrijpbare vast te leggen. Voor 'Penumbra' werkte ze op aluminium, een verwijzing naar de analoge fotografie. Die ondergrond zorgt ook voor een andere waarneming van het werk – die noemt ze beweeglijker en instabieler dan werk op doek - en een andere werkwijze. Aluminium is namelijk een ondergrond die je in een keer moet bewerken. “Het moet in één keer raak zijn. Ben ik niet tevreden over een detail, dan veeg ik de verf van de plaat en begin ik opnieuw—keer op keer, tot het goed is.”
De tentoonstelling 'Penumbra' is nog tot en met 17 mei te zien bij galerie dudokdegroot in Amsterdam
Waar is je atelier en kan je beschrijven hoe het eruit ziet?
Mijn atelier bevindt zich in een oud schoolgebouw aan de Palmgracht in Amsterdam. Het is een lokaal van ongeveer 60 vierkante meter met hoge ramen. Het licht wordt gedempt door luxaflex. De houten vloer heb ik neutraal grijs geschilderd, verder heb ik de ruimte vrij leeg gehouden. Er is een muur met foto’s: portretten, anatomische afbeeldingen, planten, bomen en een serie beelden van een eclips. Voor de muur staat een ladekast, waarin ik de verf op kleur heb gesorteerd. Als ik werk, gebruik ik een verrijdbaar palet: een kar met een glasplaat erop. Een vide beslaat ongeveer een derde van het atelier, daar is de ‘schone ruimte’. Hier staan een bureau, een boekenkast, een grote ladekast en een day bed. Onder de vide zijn kasten voor schilderijen en een kleine keuken. In het atelier staan vrij veel planten, vooral boven.
Je bent schilder en hebt een periode fotografie gestudeerd, en je werk gaat deels over licht(val), dus ik kan me voorstellen dat natuurlijk licht in jouw geval heel belangrijk is voor een goede atelierruimte. Welke eisen stel je aan een ruimte?
Ik heb inderdaad een periode fotografie gestudeerd aan de academie. Dit heeft nog altijd invloed op de manier waarop ik het schilderen benader. Ik onderzoek in mijn schilderijen hoe je, door middel van licht – met laag of hoog contrast – een beeld kunt oproepen dat zich in een soort tussenfase bevindt: het is bezig tevoorschijn te komen, maar nog niet helemaal uitontwikkeld. Daglicht is daarbij niet essentieel; in mijn atelier is het licht een mengeling van koel en warm kunstlicht in combinatie met gedempt daglicht. Vaak wordt het werk ook niet getoond in natuurlijk licht, hoewel ik erg blij ben met het overwegend natuurlijke licht bij galerie dudokdegroot, waar mijn werk momenteel te zien is. De ruimte waarin ik werk moet in ieder geval groot genoeg zijn, bij voorkeur ook hoog, en met voldoende muurruimte.
Hoe zie je je atelier: beschouw je het als een bijzondere plek of is het vooral een functionele ruimte?
Beide. Het is functioneel, want het voldoet aan de voorwaarden die nodig zijn om goed te kunnen werken qua grootte, hoogte, indeling, verlichting. Tegelijkertijd is het een bijzondere plek omdat ik er altijd alleen ben en in een specifieke concentratie. Dat is wat de ruimte uitstraalt: rust, ruimte en focus. Het atelier ligt niet ver van mijn huis en ik loop er graag naartoe, vaak ook ’s avonds om er alleen even te zijn en te kijken. De wandeling door de stad draagt bij aan de concentratie tijdens het maken, net als bepaalde rituelen in het atelier: kijken, rangschikken, mengen enzovoort. Ik voel ook altijd een bepaalde opwinding of spanning wanneer ik naar het atelier ga. Ik zie het atelier als een plek die ruimte geeft en mogelijkheden, ook mentaal.
Hoe ziet de gemiddelde atelierdag eruit?
Ik heb geen vast ritme, maar werk het liefst in de middag en avond. De dag begint met kijken: schilderijen verplaatsen, zien hoe ze zich tot elkaar verhouden. Ik werk vaak in series en onderzoek dan wat er nog ontbreekt of juist begint op te duiken. Dit geeft nieuwe ideeën. Met zo’n idee start ik dan een schilderij.
Eerst meng ik zwart, daarna verschillende kleuren. Binnen deze serie breng ik eerst zwart aan over de rode onderlaag die al droog is. In dat natte zwart zet ik penseelstreken in lichtere tonen, die gaandeweg de voorstelling gaan vormen.
Een schilderij ontstaat in ongeveer een half uur, maar het moet in één sessie af zijn. Elke handeling blijft zichtbaar; corrigeren is geen optie. Het moet in één keer raak zijn. Ben ik niet tevreden over een detail, dan veeg ik de verf van de plaat en begin ik opnieuw — keer op keer, tot het goed is. Een werkdag kan daardoor sterk variëren: soms werk ik twee uur, soms acht.
Gefeliciteerd met 'Penumbra'. De titel verwijst naar de ruimte tussen licht en donker – een gebied dat noch volledig verlicht noch volledig versluierd is. Het is niet de eerste keer dat je titels van je werk refereren aan licht/lichtval en de waarneming daarvan. Ik denk aan je vorige serie 'Interval' en series daarvoor zoals 'Reversed Grounds'; 'False Color'. Kan je uitleggen waarom deze thematiek je zo fascineert?
Dat komt voort uit mijn fascinatie voor fotografie en de magie die ik ervoer in de donkere kamer, wanneer een beeld langzaam opdoemde in de ontwikkelbak. Vaak fixeerde ik het beeld al voordat de voorstelling zich volledig had gevormd – juist in die tussenfase vond ik betekenis. 'Penumbra' verwijst, net als 'Interval', naar die tussenruimte: het moment waarop licht iets in het leven roept dat net zo snel weer kan verdwijnen. Maar ook naar de tussenruimte in de compositie, die even belangrijk is voor het oproepen van die liminale ruimte. De schilderijen in 'Reversed Grounds' bijvoorbeeld zijn opgebouwd uit twee tonen die zo dicht bij elkaar liggen dat de vlakken ten opzichte van elkaar beginnen te bewegen – naar voren komen en weer wijken. Het beeld dient zich aan en trekt zich tegelijk weer terug.
Zo zoek ik steeds naar een manier om het ongrijpbare vast te leggen – een moment dat onherroepelijk voorbijgaat. Waar fotografie de tijd fixeert, kan schilderkunst dat moment oprekken en transformeren – beide door middel van licht.
In 'Penumbra' zien we bladeren van Agaveplanten, denk ik, in het halfdonker. De werken houden het midden tussen abstractie en figuratie. Waarom koos je voor dit onderwerp?
‘Penumbra’ werd voorafgegaan door een reeks werken met bloemen en planten, waaronder agaves. Ik begon acht jaar geleden aan die serie – onbewust – na het overlijden van mijn moeder. Bloemen en planten verwijzen naar vergankelijkheid, maar het thema leent zich ook goed voor het opzoeken van abstractie. Dat deed ik binnen reeksen schilderijen met telkens één specifieke foto als uitgangspunt. Door herhaling liet ik het beeld langzaam kantelen, vervormen, verschuiven.
De schilderijen in ‘Penumbra’ hebben niet langer één vast beeld als vertrekpunt. De voorstelling ontstaat tijdens het schilderen: kwaststreken worden bladeren – en dan weer kwaststreken. Het beeld blijft in beweging, omdat er tijdens het kijken vormen opdoemen die tegelijkertijd weer oplossen in het gebaar, in de verf.
Je schildert op aluminium en de ondergrond is opgezet in rood met zwart, waardoor een aardebruine tint ontstaat. Vanwege deze ondergrond moet je de compositie in een keer aanbrengen. Je moet dus kijken wat er ontstaat en daarop reageren. Dat lijkt me niet eenvoudig. Wanneer heb je die techniek ontwikkeld?
Klopt, het is een heel directe manier van schilderen, waarbij ik voortdurend reageer op wat zich aandient. Deze werkwijze heeft zich geleidelijk ontwikkeld over de jaren, maar is de afgelopen maanden in een stroomversnelling geraakt. Een paar maanden geleden besloot ik een ouder, donker schilderij met bladeren opnieuw op te pakken. Ik had nog een plaat staan met een donkerrode onderlaag en bracht daar een dunne laag zwart over aan. Anders dan voorheen schilderde ik nu direct op die natte zwarte laag en liet ik de voorstelling daaruit ontstaan. Dat moment bleek een omslagpunt: er volgde een hele reeks donkere schilderijen die bijna als vanzelf tot stand leken te komen. In de tussenliggende periode had ik, zo bleek, aan vrijheid en techniek gewonnen.
Kan je iets meer vertellen over de keuze voor aluminium als ondergrond?
Mijn keuze voor aluminium is deels inhoudelijk, deels praktisch. Het materiaal verwijst naar de analoge fotografie, een onderliggend motief in mijn werk. Die associatie wordt nog sterker wanneer ik delen van het aluminium openlaat waardoor het oppervlak direct zichtbaar blijft.
Aluminium weerkaatst het licht op een andere manier dan doek. Wanneer je langs het werk beweegt, verandert het beeld: het komt telkens op een andere manier tevoorschijn. In vergelijking met schilderijen op doek is het beeld op aluminium beweeglijker, minder vast zou je kunnen zeggen. Die instabiliteit van de waarneming wil ik in mijn werk benadrukken.
Aluminium maakt het ook mogelijk een beeld volledig uit te wissen en helemaal opnieuw te beginnen. Of om delen weg te vegen en zo het licht opnieuw tevoorschijn te brengen.
Iets anders: Als je geen kunstenaar was geworden, welke richting was je dan waarschijnlijk opgegaan?
Ik heb een jaar sociologie gestudeerd aan de UvA, dat vond ik interessant, maar eigenlijk wilde ik altijd al naar de kunstacademie. In datzelfde jaar deed ik toelating aan de AKI en werd aangenomen. Sindsdien heb ik niet meer getwijfeld over die keuze, ik vind het daarom ook wel lastig om te bedenken wat ik anders was gaan doen. Ik geef nu ook les aan de academie, dat zou je kunnen zien als een alternatieve keuze, maar het is volledig verweven met mijn kunstenaarschap.
Stel, ik geef je carte blanche en tijd en geld spelen geen rol, welk project zou je dan oppakken?
Dat is een vraag die ik mezelf ook weleens stel — en waarop ik gelukkig kan antwoorden dat ik niets anders zou doen dan wat ik nu doe. Mijn werk leent zich niet voor iets grootschaligs of spectaculairs; het heeft vooral tijd en toewijding nodig. Wat ik dus wél zou doen, is een atelierwoning kopen, zodat ik me nog meer en ononderbroken op mijn werk kan richten.
Waar ben je nu mee bezig?
Op dit moment heb ik een solotentoonstelling bij galerie dudokdegroot, een nieuwe samenwerking waar ik erg blij mee ben. Tegelijkertijd werk ik toe naar een solopresentatie op Art Brussel, bij mijn Zweedse galerie Wetterling Gallery. Daar toon ik acht werken uit deze serie, in combinatie met een zelfportret. Die combinatie vind ik spannend — het portret werpt een ander licht op de abstractere, donkere schilderijen, waardoor ze meer als mentale landschappen gelezen kunnen worden. Dat spanningsveld wil ik de komende tijd verder onderzoeken.