Soms vorm je je bij het bekijken van een kunstwerk een beeld over de kunstenaar. Op een godvergeten ochtendlijk uur trok ik naar Schaarbeek of ditmaal mijn voorstelling klopte. Beeld en kunstenaar vormen een perfecte synthese van elkaar: een verslag van boeiend en transcendent interview met kunstenaar Samuel Vanderveken.
Kun je ons iets vertellen over je artistieke achtergrond en hoe je in de kunst terechtgekomen bent?
Laat me stellen dat er een zekere dualiteit in mijn antwoord zit. Enerzijds is er het alledaagse arbeidersmilieu langs moederszijde terwijl wijlen mijn vader de bekende acteur Ugo Prinsen was. Maar ik merk wel dat deze beide uitersten elkaar altijd opgezocht hebben in hun zoektocht naar balans. Dat merk ik ook in mijn studies. Na een traditionele ASO-opleiding leek het dan ook voor de hand te liggen dat ik een universitair parcours zou aanvatten. Maar al snel ruilde ik deze voor de opleiding Grafische Vormgeving in LUCA Gent, een artistieke studierichting waarvan mijn ouders wisten dat ze brood op de plank zou brengen. Dus die yin en yang was hier zeker aanwezig. (lacht) Daarna heb ik nog schilderkunst gestudeerd.
Hoe zou je je artistieke stijl omschrijven?
In het begin van mijn artistieke carrière was ik vooral bezig met collages, een zoektocht naar een synthese tussen hogen en lage cultuur. Mijn werk is in feite een zoektocht naar ‘Wat is universeel?’.
Ondertussen ben geëvolueerd naar een stijl die zich zou kunnen laten omschrijven als transcendentale abstractie. Misschien dat we voor alle duidelijkheid de twee termen even uit elkaar trekken. De Transcendental Painting Group was een beweging die ontstond in Santa Fe en Taos (New Mexico) met kunstenaars als Lawren Harris, Florence Miller en Agnes Pelton. Hun opzet was abstracte kunst en spirituele filosofie met elkaar verbinden. Anderzijds ben ik geïnteresseerd in de totale vrije en speelse abstractie. Ik probeer de schuld van deze spreidstand in de schoenen van Marcel Duchamp te schuiven met zijn ‘Fountain’. Het moment dat je beseft dat elk voorwerp kunst kan worden door de manier waarop je naar een object kijkt, sluit aan bij de spirituele manier van kijken omdat de naam die je aan een object geeft slechts een mentale constructie en projectie is. Een alledaagse urinoir wordt door een simpele ingreep en naamsverandering een kunstige ‘fontein’.
Het belangrijkste is wel dat ik me niet wil vastrijden binnen een bepaalde stijl. Dat verwonderlijke wil ik behouden.
Welke technieken gebruik je?
Ik besteed veel aandacht de duurzaamheid van mijn materialen en ecologisch denken. Ik schilder met een acrylverf die in Zwitserland op een natuurlijk wijze wordt gemaakt. Ik maak nu ook meer en meer mijn eigen verf. Ik heb voor een project sculpturen in hout gemaakt en ik zie me in de toekomst meer deze richting verder uitgaan. Het lijkt me inderdaad interessant om de nieuwe realiteit die in mijn hoofd tot stand komt in een derde dimensie weer te geven.
Je werken hebben vaak enigmatische titels zoals Here. Now. , Cosmic Egg en Consciousness nearing Entropy. Toch wel uitdagendere namen dan ‘Zonder titel’.
Ik weet waarover het werk gaat, maar het is vaak een zoektocht naar de juiste titel om woord en beeld samen te voegen. Bij mijn meest recente tentoonstelling bij de Antwerpse galerij Shoobil is een bepaald werk al tweemaal van naam veranderd. (lacht)
Hoe selecteer je onderwerpen en wat wil je overbrengen. Hoe breng je emotie en betekenis over in je werk?
Vorm en kleur zijn uitermate belangrijk. Schilderkunst is een opeenstapeling van vorm en kleur. Ook textuur is voor mij heel belangrijk. Ik voeg heel veel kalk toe aan mijn verf omdat het een warm en doffer gevoel geeft aan mijn kleuren, zonder de intensiteit van het pigment af te zwakken.
Welke uitdagingen ervaar je op je kunstpad?
Je moet leven. Je maakt dingen als kunstenaar. Je moet omgaan met de realiteit dat je daarvan niet altijd of zelden kan leven. Je hebt ook een verantwoordelijkheid om de juiste dingen op het juiste moment te vertellen. Een oeuvre mag niet vrijblijvend zijn. Ik ga op zoek naar wie ben ik en wat kan ik betekenen in de wereld waarin ik leef. Ik wil een zo universeel mogelijke boodschap vertellen die mijn eigen tijd kan overstijgen. Een belangrijke quote die doorheen mijn werk loopt komt van Piet Mondriaan. “Een kunst voor de toekomst is waar het individuele en het universele mekaar ontmoeten.”
Zijn er naast Mondriaan andere kunstenaars die invloed op je werk hebben?
Oh, heb je even een momentje? Ik wist dat je deze vraag ging stellen en heb alvast een aantal namen klaarliggen. Een kunstenaar die heel veel invloed heeft op mijn schilderkunst is Thomas Nozkowski. In zijn abstract werk vind ik de beeldtaal terug waarin ik mezelf ook uitdruk. Bovendien vind ik het sterk dat hij zijn ganse leven op eenzelfde formaat gewerkt heeft. Als ik aan andere namen denk dan heeft Miyoko Ito ook zeker invloed gehad en voor de beeldhouwkunst waar ik momenteel vooral mee bezig ben, dan denk ik aan namen als Matthew Ronay en Augustín Cárdenas.
Anderzijds word ik ook geïnspireerd door striptekenaars als Charles Burns en Michael DeForge of door het spirituele werk van Hilma Af Klint, wier werk momenteel heel populair is. En als ik nog een hedendaagse schilder mag noemen, blijft het werk van Lui Shtini me telkens opnieuw verwonderen. Dus om je vraag te beantwoorden: ja, er zijn andere kunstenaars die invloed op mijn werk hebben. (lacht)
Je verwijst in de vorige vraag naar Nozkowski en het feit dat hij consistent eenzelfde formaat hanteerde. Is dat bij jou ook zo?
Neen, het ideale formaat heb ik nog niet gevonden. Ik merk wel dat ik recent voor Shoobil grotere werken gemaakt heb en ik merk wel dat ze fysiek een andere invloed op de toeschouwer hebben dan kleiner werk, dat vooral op cerebraal niveau werkt. Bij groter werk voel je wel dadelijk de grotere fysieke betrokkenheid van je werk. Een praktisch probleem is natuurlijk wel dat dergelijke werken meer opslagruimte vereisen waardoor ik mezelf erop betrap dat deze praktische beslommering me tegenhoudt om groter te gaan werken.
Hoe ben je bij Shoobil Gallery terecht gekomen?
Ik had deelgenomen aan de, door mezelf samengestelde, groepstentoonstelling ‘Hecht’ in CC Zwaneberg, een uitloper van een gelijkaardig project dat ik organiseerde in Menen. Fotografe Evelien Gysen, die ook bij Shoobil Gallery zit, was een van de andere deelnemers. Serena Baplu, de galeriehoudster van Shoobil, kwam langs op de tentoonstelling en de rest is geschiedenis. Wat me aanspreekt in de samenwerking is dat ze niet alleen haar kunstenaars promoot, maar ze de kunstenaars waarmee ze samenwerkt de vrijheid geeft om zich verder te ontwikkelen om zo door te groeien.
Is je werk al opgenomen in bepaalde collecties of waar zou je je werk graag terugvinden?
Ik weet dat een aantal van mijn werken in privécollecties zijn opgenomen. Het werk Sri Yantra, dat ook bij Shoobil tentoongesteld werd, zou ik graag in een publieke collectie zien belanden. In dit symbool schuilt een universele waarheid die ik graag zou delen met het publiek. Och ja, als ik mag dromen, dan zie ik het al hangen in het SMAK.
En wat zijn de toekomstplannen?
Ik hoop dat mijn artistieke zoektocht eeuwig blijft bestaan, maar tegelijk merk ik dat ik veel meer vrede heb met het werk dat ik maak. Binnenkort trek ik op residentie naar het Frans Masereel Centrum en in de zomer trek ik naar Arteventura. Verder ben ik bezig met een project voor het Centrum Kind en Gezin KORAAL in Schoten waar ik een groot artistiek speeltuig ga bouwen, en zal ik een lezing geven in Mu.ZEE Oostende, bij Bildnis, over m’n werk . Elke dag een nieuwe stap, een nieuwe uitdaging.