Bij galerie Wilms is nu een duo-tentoonstelling te zien van Ronald Zuurmond en Julie van der Vaart. Twee kunstenaars die onze waarneming van tijd en ruimte op de proef stellen. Julie van der Vaart schuift in haar fotografie momenten over elkaar heen en laat ze in elkaar overlopen. In haar werk laat ze zich inspireren door ideeën van Stephen Hawking en door sci-fi romans uit de jaren ‘50. Een gesprek over het nut van science fiction, depersonalisatie en imaginaire tijd.
Waar is je atelier?
Een beetje overal. Ik verzamel beeldmateriaal in de wereld: buiten, tijdens het wandelen, reizen, een shoot met een model bij zijn/haar thuis. Ik heb thuis een doka waar ik negatieven kan ontwikkelen, prints kan maken en kan experimenteren, een opbergplaats voor mijn werken, een bureau in de woonkamer waar ik aan kan werken, testen ophang, de tuin waarin ik lees.
Ik maak regelmatig gebruik van werkplaatsen om specifiekere technieken uit te voeren, zo heb ik voor mijn laatste project “Black Cloud” mijn foto-etsen op de Jan van Eyck academie in Maastricht gemaakt en de geweven werken in het textiellab van het textielmuseum in Tilburg.
Jouw solotentoonstelling bij Galerie Wilms was vernoemd naar The Black Cloud, een sciencefictionroman van Fred Hoyle uit 1957. Wat is de overlap tussen het boek en jouw werk?
In The Black Cloud is een enorme gaswolk vanuit de diepte van het universum richting ons zonnestelsel gedreven, hij lijkt zijn reis te stoppen tussen de zon en de aarde in en blokkeert zo het zonlicht en dreigt het leven op aarde uit te roeien. Het verhaal gaat over de wetenschappers die de gaswolk bestuderen, zijn “gedrag” is onvoorspelbaar en zo komt de hypothese dat de gaswolk een vorm van leven zou kunnen zijn. De wetenschappers komen erachter dat de wolk een bewustzijn heeft en ze proberen ermee te communiceren. De gaswolk blijkt zo oud als het universum zelf te zijn.
Wat ik inspirerend vind is die andere kijk op wat leven zou kunnen zijn. Vaak als wij buitenaards leven voorstellen heeft dit een gelijkaardige vorm als de mens, maar in het verhaal is de gaswolk net zo verrast dat er op een massieve, vaste planeet leven kan ontstaan. Het integreert me dat dit buitenaardse leven geen vaste vorm heeft, maar wel een bewustzijn, een geschiedenis, een verhaal. Voor mij voelt depersonalisatie vaak alsof ik buiten mijn lichaam treed, alsof mijn “ik” niet begrensd is door mijn huid.
Kan je uitleggen wat depersonalisatie is?
Bij depersonalisatie heb je het gevoel alsof je buiten jezelf en de werkelijkheid staat, alsof je zelf niet echt bent, alsof je in een droom zit. “Het gevoel alsof” is hier heel belangrijk. Wanneer je in de spiegel kijkt herken je de persoon emotioneel gezien niet, je voelt er niets bij, er is een vorm van dissociatie, maar je weet wel wie die persoon is. Zo ook met andere ervaringen, je weet wat echt is en wat niet, maar het voelt allemaal niet echt. Voor mij voelt het alsof mijn “ik” niet begrensd is, alsof ik buiten mijn lichaam sta, daarom dat in mijn werk lichamen ook vaak lijken op te lossen, of geen duidelijke grens lijken te hebben.
Belangrijke elementen in je werk zijn de concepten lineaire en de imaginaire tijd en het verschil daartussen. Hoe kwam je bij dit onderwerp uit en waarom spreekt deze thematiek je aan?
Vooral de imaginaire tijd, die gelijk staat aan non-lineaire tijd, is belangrijk voor me. De lineaire tijd, tijd zoals wij die doorgaans visualiseren en ervaren, is minder interessant voor mij en mijn werk. Tijdens mijn tweede master “Research in Art and Design” (2014-2015) las ik veel over het universum en over tijd, ik heb toen ook online een cursus astrofysica gevolgd en ik begon informatie te verzamelen over verschillende visies van tijd. Toen ik uitkwam op het concept van de imaginaire tijd viel het voor me samen. Dat kwam ik tegen in Stephen Hawking’s A Brief History of Time. In imaginaire tijd zijn verleden, heden en toekomst tegelijkertijd aanwezig en is het een kwestie van waar je je aandacht op vestigt.
Ik kan als 3-dimensionaal wezen niet ontsnappen aan de lineaire tijd, ik word steeds ouder, niet jonger. Misschien dat je d.m.v. meditatie, door bewust in het “nu” te zijn eraan kunt ontsnappen, het “nu” is namelijk eeuwig, maar als ik mijn ogen terug opendoe zal ik toch weer wat ouder zijn helaas. Ik vroeg me af, wat als onze tijdservaring niet echt is, maar een gevolg is van een beperking? Misschien is zo ook mijn ervaring van “buiten mijn lichaam te treden” helemaal niet raar, maar net een doorgang naar iets anders.
Ik las dat je een uitgesproken voorkeur hebt voor analoge fotografie. Wat heeft de analoge technologie wat betreft voor op het digitale proces?
Voor mij zorgt analoge fotografie ervoor dat ik meer in het moment ben op het moment van fotograferen, omdat ik beperkt ben in aantal foto’s en dus meer gefocust te werk ga, meer in het moment omdat alles erna, voor mij, met mijn handen gebeurt: het ontwikkelen, het printen, of het inscannen en dan vertalen naar weefsel, ets, zeefdruk… Bij het creëren maak je de keuzes al: drager, formaat, contrast. Digitaal werken biedt gigantisch veel mogelijkheden en kunstenaars doen er geweldige dingen mee, maar voor mij werkt het analoge nu beter. Het zal ook met de depersonalisatie te maken hebben, dat ik met iets concreets bezig kan zijn, ik heb het materiaal in mijn handen en werk met mijn handen, dat brengt me naar het hier en nu.
Galerie Wilms noemt je fotografisch kunstenaar, nu werken fotografen steevast in series en denken vaak in boeken, voor schilders ligt dat anders. Tot welke categorie reken jij jezelf?
Ik vind “fotografisch kunstenaar” een prima term, maar misschien beperkt die term mij ergens ook. Mijn startpunt is tot nu toe altijd een fotografisch beeld geweest, maar ik ga erna met verschillende technieken ermee aan de slag. Zelf werk ik in reeksen, omdat het me rust brengt, het geeft me een houvast: een begin en een einde. Dit staat haaks op mijn non-lineair verhaal maar ik heb die houvast nog nodig, het gevoel iets af te ronden en verder te gaan. Mijn werken vloeien wel in elkaar over en kunnen opnieuw met elkaar gecombineerd worden, ik zie het eerder als hoofdstukken van een groter verhaal dan als losse series.
Afgelopen november verscheen je monografie Blind Spot bij uitgeverij VOID. Naar welke blinde vlek verwijst de titel en wat treffen we in het boek aan?
Het boek bestaat uit drie reeksen: Beyond Time, Deep Time & Waterfall. Het gaat over verschillende visies op tijd en over de vraag of hoe wij tijd en realiteit ervaren wel echt is, of een illusie. Vandaar de titel: de blinde vlek op ons netvlies vullen onze hersenen voor ons in, en dat geeft ons de illusie van een compleet beeld, maar dat beeld is een gok op basis van de informatie rondom die blinde vlek.