In de rubriek ‘De galerie van’ laten we een keur aan galeriehouders uit Nederland en België aan het woord: hoe (en wanneer) zijn ze hun galerie gestart, wat is er sindsdien allemaal veranderd in de kunstwereld, wat is hun profiel, wat verzamelen ze zelf, en wat is de impact van Corona op hun galerie? In dit deel: Anne Mie Emons (Art Gallery O-68).
Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Niet echt, maar er was wel belangstelling. Ik heb op een middelbare school gezeten waar kunst een integraal deel van bijna alle lessen vormde. Bij de tekenles gingen we naar galeries, bij geschiedenis was aandacht voor kunst, bij klassieke talen voor kunst in de oudheid, bij moderne talen voor schrijvers en kunstenaars, bij aardrijkskunde voor kunst in andere landen, bij scheikunde/natuurkunde voor ouderdomsbepaling, bij wiskunde voor verhoudingen die als esthetisch gezien worden. Biologie ben ik gaan studeren: ik kan me niet herinneren dat we het in die lessen over kunst hadden.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Mijn man, John de Jong, en ik zijn eind jaren zeventig kunst gaan kopen, grafiek van bekende kunstenaars uit de vorige eeuw. Wij hebben ons nooit verzamelaars gevoeld. Wij kopen kunst: de muren hangen vol, van plafond tot plint en van rechts tot links in alle gangen en kamers, behalve in de kelder. We hadden allebei een drukke baan en vakantie samen betekende vaak: een weekend gedurende een congres of buitenlands werkbezoek. Verschillende keren in San Francisco, waar we de galeries op Sutter Street beter kenden dan die in Amsterdam. We hebben daar wel vaak te veel betaald, bleek nu we werken aan het verkopen zijn via bijvoorbeeld Christie’s om de renovatie van ons nieuwe galeriepand te bekostigen.
In 2011 had ik al een fantastische carrière als wetenschapper achter de rug, maar wilde iets nieuws: een eigen galerie. In dat jaar hield ik mijn afscheidsrede aan Wageningen Universiteit en ging cursussen volgen aan Sotheby’s Institute of Art in London: ‘Practical guide on how to start an art gallery’, ‘Management in the art world’, maar ook ‘Contemporary art’. Dan hadden we in de ochtend lezingen en gingen we ‘s middags naar galeries of de Frieze Art Fair. Leerzaam en leuk met twintig cursisten uit zeventien landen. Met sommigen heb ik nog altijd contact.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik ben gelijk gestart, na mijn emeritaat als hoogleraar plantencelbiologie. Als celbioloog leer je heel goed kijken: elektronenmicroscoop, confocale laserscanning microscoop, videomicroscoop. Mijn groep bestudeerde het liefst levende cellen. Die zijn heel mooi, dat heeft op mij grote indruk gemaakt. Met de galerie ben ik klein begonnen. We hadden een pand, naast ons huis, dat we verhuurden. Toen het beneden-appartement vrijkwam, ben ik daar Art Gallery O-68 gestart. De naam van de galerie hadden we besproken tijdens een avondsessie bij zo’n Sotheby’s cursus. Een galerie je eigen naam geven kun je doen als je al bekend bent in de kunstwereld, zoals Hauser & Wirth. Als dat niet zo is: liever iets wat verwijst naar de galerie. ‘Emons galerie’ wees ik daarom af. Ik had O-68 van Oranjestraat 68 bedacht, het adres, en dat werd heel positief beoordeeld. Er zit alleen een probleem aan die naam: O wordt gezien als het cijfer 0, en dan is de galerie niet op internet te vinden.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Als een mix van jonge en gevestigde kunstenaars, en breed qua technieken. Ik moet een werk zelf willen bezitten, en ik moet het gevoel hebben dat ik ermee naar een betere beurs kan dan de beurzen waar ik al sta. Het werk moet afgewerkt en duurzaam zijn. Gedegen vaardigheid, een uniek maakproces, een specifieke beeldtaal: daar ben ik naar op zoek. En meer en meer liefst ook een maatschappelijke context, wel heel impliciet. Het mag een beetje schuren. Dan krijg ik natuurlijk vaak te horen dat het niet boven de bank past. Ik combineer graag jong en gevestigd talent. Vaak werkt dat heel goed voor alle twee. Zo zal de volgende expositie ‘Figure This’ werken tonen van Anne von Freyburg uit Londen en Rinke Nijburg, haar docent.
Het belangrijkste uitgangspunt van de galerie is ‘jonge’ kunstenaars steunen. Een keer in de 3 jaar geven we de O-68 AWARD (met een bedrag van 10000 euro) aan een kunstenaar die zeven tot veertien jaar geleden haar/zijn laatste diploma heeft behaald; een kritische periode in de carrière zoals ik wist bij wetenschappers, en nu ook zie bij kunstenaars. Erop of eronder. We wilden er een internationale prijs van maken, maar kunstenaars vonden dat het ook een lokale prijs moest zijn. Toen is het geworden: geboren, gestudeerd, wonen of werken in de grensprovincies van Nederland, Noordrijn Westfalen in Duitsland of Vlaanderen in België. De prijs is twee keer uitgereikt. De eerste winnaar was Mariska de Groot uit Den Haag, die in Arnhem gestudeerd had. Lichtperformances en installaties. De tweede keer schilder Wieteke Heldens uit Den Haag, die nu in New York woont, maar geboren is in het Limburgse Ottersum. Dit jaar wordt de prijs weer uitgereikt. In verband met corona hebben we de afstudeerperiode verlengd: tussen zeven en zestien jaar. Aanmelden tot 1 juli 2022, zie het formulier op de website van O-68.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
De contacten met kunstenaars, klanten, kopers, verzamelaars, curatoren, galeriehouders, mensen die schrijven over kunst. Ook bezoekers zijn mijn klanten. Ik wil mijn passie voor kunst delen. Kunst in eigen huis geeft je een breder perspectief, meer levensperspectief. Een kunstenaar maakt kunst om iets op het spoor te komen, iets nieuws dat jij en ik niet kenden. Als dat lukt, herkent de kijker dat, is dat zichtbaar in het werk, vooral als je er dagelijks naar kunt kijken. Dat kunstwerk brengt de verbeelding van die kunstenaar bij jou en verbreedt je gezichtspunt, je leven. Dat vind ik fantastisch. Het bezitten van kunst is een verrijking die jou dichter bij jezelf brengt, inzicht geeft, maar ook verantwoordelijkheid meebrengt. Je moet ervoor zorgen, je hebt het tijdelijk in bezit. De contacten met zoveel mensen en kunstwerken, dat is het mooie deel van dit werk. Ik houd bijvoorbeeld niet echt van het bijhouden van sites als Artsy, maar ik vind het wel leuk om een uurtje te zoomen met mijn contactpersoon daar, en haar te ontmoeten op de London Art Fair. Ik verdiep me graag in een werk, kijken als proces in plaats van zien.
Als hoogleraar/beheerder was ik de baas van een groep mensen tussen de twintig en zestig jaar oud; PhD studenten, promovendi, ‘assistent’ professors, ‘associate’ professors, analisten, technici, een secretaresse. Nu moet ik weer léren. En is er geen hiërarchie. Dat voelt vrij. Die vrijheid vind ik belangrijk. Ik heb gemerkt dat ik er moeite mee heb om met een curator te werken. Ik wil die flexibiliteit van het zelf bepalen behouden, samen met de kunstenaar.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
In Arnhem en omstreken bestaat er niet zoiets als een groep van galeriehouders, zoals in Amsterdam. Er zijn op (inter)nationale beurzen wel galeriehouders waar ik graag mee praat. Wat ik van zowel Nederlandse als buitenlandse galeries zie is dat ze zó eigen zijn en dat die eigenheid sterk samenhangt met de persoon van de galeriehouder. Als ik dertig jaar eerder was begonnen, zou dat zeker niet in Velp geweest zijn, ook niet in Amsterdam, maar bijvoorbeeld in London. Ik wil wel een galerie noemen, Onrust in Amsterdam. Daar zou ik vaker heen willen gaan. Maar ja, eigen activiteit eerst.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Dat weet ik niet, of wil ik misschien niet zeggen in het openbaar. Ik weet wel welke eigenschappen die kunstenaar zou moeten hebben: open en eerlijk naar elkaar toe, slim, creatief en vaardig in haar/zijn vak. En passie die diep van binnen zit, eerlijke passie. Niet alleen de kunst moet passen, ook de persoon.
Ik zie de rol van de kunstenaar als een hulp om ons leven te leven door een wereld te creëren waar we steeds weer naar toe kunnen gaan door de ‘verbeelding’ van de kunstenaar. Kunst staat tussen realiteit en verbeelding en is zo een zicht op de toekomst.
In mijn galerie exposeren ook kunstenaars die ook bij andere galeries hun werk tonen. Om een kunstenaar te binden, als enige galerie te vertegenwoordigen, moet je veel te bieden hebben, moet de kunstenaar dankzij jouw activiteiten kunnen leven. Ik denk dat dat weinig galeries lukt momenteel. Het is het romantische beeld dat ik van een galerie heb. Dat zou ik willen. Kunstenaars jaaropdrachten geven waar ze van kunnen leven.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Dat is dus sinds 2011. Toen was het al duidelijk dat zo goed als het geweest was in de galeriewereld het voorlopig niet meer zou worden. Maar het werd slechter. Elke keer als ik op een vergadering van de Nederlandse Galerie Associatie kwam, voor covid al, hoorde ik dat galeries gestopt waren, een deel van hun pand verhuurd hadden, alleen nog naar beurzen gingen, alleen online werkten, het lidmaatschap van de NGA te duur vonden. Dat lijkt nu gestabiliseerd, en er komen weer wat nieuwe jonge galeries bij. Fijn. Eigenlijk ben ik de galeriewereld nog aan het verkennen. Ik heb nog te weinig aan buitenlandse beurzen deelgenomen. In 2018 deed ik mee aan SCOPE Art Basel. In 2019 de London Art Fair, en DRAW Art Fair, een tekenbeurs in de Saatchi Gallery, en onlangs ‘The Solo Project’ in Brussel. Mijn man en ik vinden een beurs in het buitenland allebei erg leuk. En voor de kunstenaars is het goed als werk in het buitenland verkocht wordt. Dus dat gaan we weer doen.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Zo’n twintig jaar geleden zijn we unieke werken gaan kopen, niet per se van Nederlandse kunstenaars, maar nu kopen we van onze eigen kunstenaars. Wat zou ik kopen als ik een half miljoen te besteden had? Twintig jaar geleden zou ik gezegd hebben: ‘Dat schilderij van De Chirico dat ik bij Weinstein Gallery in San Francisco gezien heb en me nog steeds voor ogen staat’. Ik zou een groot beeld willen bezitten van Henri Moore, (nog) iets van Ger van Elk en een groot werk van Robert Zandvliet.
In het begin zette ik voor de opening een rode stip bij wat wij kochten, maar dat vonden klanten niet leuk. Dus nu komt die stip pas bij de finissage. Mijn man en ik moeten het wel eens zijn, wat meestal het geval is. Ik zou grotere werken willen kopen. Dan heb ik er weer een extra huis bij nodig. We hebben al een extra huis met negen kamers met Art Deco meubels ingericht: Depot-o68. Daar hangt de stock van de galerie, te koop. Soms een kamer voor een kunstenaar alleen, soms verschillende kunstenaars per kamer. We gaan daar ook kleine exposities organiseren. Welkom op afspraak.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Wij hadden in 2019 ons nieuwe prachtige pand geopend, dat nog niet helemaal gerenoveerd is. Gebouwd in 1883 als gymnastieklokaal door een van de grondleggers van de fysiotherapie, de heer Minkman uit Arnhem. Sinds 1953 was het een kerkje. Toen kwam covid, moesten we sluiten en heb ik digitaal dingen gedaan. De nieuwsbrief ‘Artist’s Practice’ was heel leuk om te doen. In de lege galerie fotografeerden we een kunstwerk van een kunstenaar en deden daar passende kleding bij aan. En de kunstenaar schreef een stukje over zijn/haar manier van werken met een foto van het atelier erbij. Kunstenaars ‘exposure’ geven, ook tijdens de lockdown, dat was ook goed voor onszelf. En online, ja dat moet. Maar achter mijn bureau zitten is wel minder interessant dan met mensen praten in de galerie.