Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Mijn overgrootvader was kunstenaar. Hoewel ik hem nooit gekend heb, hingen bij mijn familie wel veel werken van hem. Ook ging ik met mijn ouders naar musea en bezochten we altijd wel kerken als we op vakantie waren. Als klein meisje heb ik drie jaar in Washington gewoond. Ik kan me nog herinneren dat we toen vaak naar The National Gallery of Art gingen. Ik heb herinneringen aan een groot werk van Jackson Pollock (wat later ‘Lavender Mist’ bleek te zijn), de cut-outs van Matisse en de vele Mark Rothko’s, waarvan mijn moeder zei dat als je er maar lang genoeg naar keek je er in opgezogen zou worden. Dat nam ik wat letterlijk, want dat lukte mij nooit. Ik wist op dat moment (ik was zeven à acht jaar oud) nog niet wie dit waren, maar het greep me wel meteen en die beelden zijn me altijd bijgebleven.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Ik ben op mijn achttiende ‘Kunsten, Cultuur en Media’ gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar leerde ik meer over de kunstwereld. Daarna heb ik een Master in art management gedaan aan de University of Indiana, in de Verenigde Staten. Van daaruit ben ik in 2010 verhuisd naar New York, met maar één doel: een baan vinden voordat mijn studentenvisum zou aflopen. Een kwestie van heel veel netwerken. Via via heb ik het eerste half jaar in New York stages bij David Zwirner, LMAK Projects en Christie’s gelopen. Uiteindelijk hebben die stages geleid tot een baan.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Mijn eerste echte baan was bij Peter Blum Gallery, als gallery assistant. Ik weet nog dat ik de eerste week dacht: wat doe ik hier? Er hingen zeven donkerblauwe werken aan de muur, in mijn ogen allemaal hetzelfde, en ik begreep er niks van. Maar na een week kijken gebeurde er wat: ik zag dat de schilderijen veranderden door het licht uit de dakramen, de kleuren begonnen meer te leven. Uiteindelijk is deze kunstenaar, John Zurier, een van mijn favoriete kunstenaars uit de stal van Peter Blum geworden. Zijn werk is zo poëtisch, gelaagd en licht. Het heeft me geleerd dat kunst zien iets is wat tijd kost. Door veel kijken zie je steeds meer; wat goed is, maar je ziet ook meer minder goede dingen, die je vroeger misschien goed vond.
Na drie jaar ben ik weer teruggegaan naar Amsterdam en ben bij Flatland Gallery in Amsterdam gaan werken. Ik heb daar een hele leuke tijd gehad, maar ik merkte ook dat de Nederlandse kunstwereld een andere was dan die in New York, en ik ben na twee jaar weer gaan werken bij Peter Blum. Uiteindelijk ben ik in 2017 teruggekomen naar Amsterdam, om met mijn broer Lucas een galerie te beginnen. Vanaf 2019 ben ik alleen verder gegaan met de galerie.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
In de galerie tonen we hedendaagse kunst. Vooral schilderijen, maar ook fotografie, en ik werk sinds kort ook met kinetisch kunstenaar Jelle Korevaar. Door mijn internationale achtergrond heb ik een mooie balans tussen Nederlandse en buitenlandse kunstenaars. Het gaat mij om de gelaagdheid in werken, dat je ernaar kan blijven kijken en telkens nieuwe dingen ontdekt. De dialoog met kunstenaars en het publiek vind ik heel belangrijk. Voor corona organiseerde ik bij elke tentoonstelling artist talks tussen kunstenaars en mensen uit de kunstwereld. Ik kijk uit naar het moment dat ik dat weer kan doen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het is een veelzijdig vak. Je bent bezig met het maakproces van de kunstenaar, maar ook met het runnen van een onderneming. Het is nooit saai, het biedt continu nieuwe inzichten. Dat je de verbindende schakel bent tussen kunstenaar en kijker. Elke keer als een klant een werk koopt, blijft dat een bijzonder moment: denk maar aan het moment dat je zelf een werk koopt, dat vergeet je niet meer. Maar het mooiste blijft voor mij toch de atelierbezoeken, de gesprekken met de kunstenaars en het samen maken van de tentoonstellingen. Het gevoel dat je je midden in de kunstwereld bevindt. Dat je in het atelier van de kunstenaar bent en daar vaak als eerste een werk mag zien en het erover kan hebben. Ik wil dat kunstenaars zich vrij voelen. En het is mooi om te zien wat daar uit komt, het leidt vaak tot tentoonstellingen die heel persoonlijk zijn. Zo stelde Arjan van Helmond voor om de hele galerie te schilderen, als achtergrond voor zijn werken. Wat ik ook bijzonder vond is de tentoonstelling die ik deed met Jule Korneffel. Zij heeft Mary Heilmann als een van haar inspiratiebronnen. Die hebben we vervolgens gevraagd of we een van haar werken tentoon mochten stellen. En dat lukte ook nog.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik vind het moeilijk om galeries te bedenken waar ik mij verwant mee voel, omdat iedere galerie zo’n persoonlijke visie heeft. Galeries die ik goed vind zijn bijvoorbeeld Paula Cooper, Gladstone Gallery, Sean Kelly en Peter Blum Gallery, Karma, en kleinere galeries zoals 109 Greene, 56 Henry (allen in New York). In Nederland zijn dat onder andere AKINCI, Galerie Onrust, GRIMM, No Man’s Art Gallery en Dürst Britt & Mayhew.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Agnes Martin.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Het gaat allemaal wat sneller. Er gebeurt meer online, zeker sinds corona. De aandacht van de bezoekers is de afgelopen jaren steeds meer verschoven naar beurzen. In Nederland zie ik dat er weer meer ruimte is voor schilderkunst, wat ik toejuich.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ik verzamel van alles, eigenlijk. Veel werk van kunstenaars die ik persoonlijk ken via de galerie of elders. Mijn eerste aankoop was een editie van Alex Katz (een schilderij kon ik niet betalen). Maar ik heb via Marktplaats of Catawiki ook werk gekocht van mijn overgrootvader, Anton Wirtz, en een andere verre familiegenoot, Anne Pierre de Kat. Beiden zijn van begin vorige eeuw, maar ik vind het mooi om hedendaags werk met vroeg werk te combineren. Daarnaast heb ik het geluk dat ik erg veel mooie werken heb gekregen van de kunstenaars met wie ik werk of heb gewerkt.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Ja, in die zin dat ik door Corona nog meer het belang ben gaan inzien van een dialoog in de echte ruimte. De gesprekken en ontmoetingen met kunstenaars, andere galeriehouders, verzamelaars en geïnteresseerden. Ondanks alle podcasts, zoom bijeenkomsten, Facebook en Instagram live is het echte één op één gesprek toch onvervangbaar.