In de laatste tentoonstelling van 2019 toont Ido Vunderink (1955) een nieuwe reeks geometrische schilderijen die de grenzen van zijn gestaag groeiende oeuvre verder verkent. Op voorspraak van Ido hebben we Pjotr Müller (1947) uitgenodigd om een aantal van zijn architectonische sculpturen te plaatsen in de galerieruimte. Een duo-tentoonstelling van twee kunstenaars die weinig op hebben met modieuze tendensen. Beide drukken zich helder en concreet uit in de taal die hen past. Müller toont zijn mysterieuze bouwsels die zuiver en tastbaar zijn vormgegeven en Vunderink biedt ons ondubbelzinnig geschilderde formuleringen die het mysterie van de schilderkunst bijna prijsgeven.
Snijlijnen, overlappingen, tussenruimten en ritmisch bewegende kleuren verdeeld over meerdere doeken vormen de beeldmiddelen die Vunderink in zijn nieuwe schilderijen inzet. Even helder als wonderlijk zijn de gedragingen van kleur, vlak en lijn in deze fundamentele verkenning die zich afspeelt binnen de kaders van de gegeven maatvoering. Je zou het zuiver en concreet kunnen noemen maar het is de magie van de schilderkunst die alles omzet tot een bewegelijkheid en voelbaarheid die het werk weghoudt van associaties met design of vormgeving. Dit is concrete schilderkunst die swingt door zijn strakheid.
Pjotr Müller behoort al decennia tot de canon van de Nederlandse beeldhouwkunst. Minder bekend bij het grote publiek maar in de museale wereld wordt zijn bijzondere oeuvre hoog aangeslagen. Voor Müller is beeldhouwkunst een onderzoek naar een ruimtelijke beleving vormgegeven in architectonische bouwsels waarbij hij evenveel belang hecht aan de zichtbare buitenruimte als de onzichtbare binnenruimte. Bouwsels als markeringen van ruimte die even makkelijk doen denken aan archeologische vondsten als utopische idealen. Zijn beelden zijn de uitkomst van een reis door de tijd en langs vele culturen om te eindigen in bezielde structuren die in niets refereren aan functionaliteit maar zich veel meer bewegen in de richting van een metafysische idee en de verborgen kracht die besloten ligt in de toegepaste vormen en materialen. Müller maakt geen beelden die hun bestaansrecht ontlenen aan theoretische toespelingen. Het zijn beelden die materie en geest moeiteloos verbinden en aan toeschouwers de kans bieden op een eigen duiding. Het resultaat is even helder en ongrijpbaar als de concrete schilderkunst van Vunderink.