Voor zijn vijfde solotentoonstelling bij Galerie Fons Welters presenteert Matthew Monahan (1972, Los Angeles) een serie van zeven sculpturen en vier collages. De sculpturen zijn gevormd uit dun staal beschilderd met olieverf. Hiermee keert hij terug naar een artistieke methode die hem confronteert met een oud probleem van inventie qua techniek met in de kern een klassiek, romantisch onderwerp. Deze spanning tussen het nieuwe en het klassieke is altijd van interesse geweest voor Monahan, zowel in de stromingen van de kunstgeschiedenis als in zijn eigen oeuvre.
Bij het maken van de serie sculpturen voor Boys Don’t Cry nam Monahan de ruimte van de galerie als beginpunt, met de achterwand als sculptuur of sokkel an sich. De werken met verschillende afmetingen hakken de rechthoeken van de ruimte doormidden en nemen hun plaats in de ruimte in als statische spelers in een toneelspel dat hun ware gezicht laat zien.
Terwijl materiaalgebruik, presentatie en narratief varieert in zijn oeuvre, is de aanwezigheid van het gezicht als onderwerp voor Monahan onuitwisbaar gebleken. Monahan blijft willen werken aan het gezicht vanwege zijn complexiteit. Het is een formeel object, een historisch subject en een emotioneel verworpene. Deze druk vormt het gezicht van binnen en van buiten.
De nieuwe techniek van staal en olieverf vormde voor Monahan een doorbraak in zijn proces om directe energie en emotie te bewerkstelligen, zonder die kwijt te raken aan het materiaal. Het staal is niet alleen een drager, maar een vormer van het karakter van de kop. De vouwen in het materiaal doen denken aan verfrommeld papier, schijnbaar achteloos gevormd. In werkelijkheid is het flinterdunne staal zorgvuldig gevormd om intens emotionele, expressieve karakters te onthullen, wier gelijkenis wordt gevouwen en verpletterd tot levendige uitdrukking. De gezichten tonen ieder een eigen verhaal, een eigen persoonlijkheid en kwetsbaarheid die Monahan opdiept uit het materiaal. De combinatie van het kille staal en krachtige emotie is onderdeel van de altijd aanwezige schijnbare tegenstelling tussen aanwezigheid en afstandelijkheid. De sculpturen hebben daarmee het herkenbare handschrift van Monahan: antropomorf, emotioneel en mysterieus. De werken hebben een enorme aanwezigheid in de ruimte, maar tegelijkertijd ook een verstilling die aanzet tot reflectie.
Matthew Monahan (1972, VS woont en werkt in Los Angeles) nam onder meer deel aan de hoofdtentoonstelling van de 55e Venetië Biënnale, Sonsbeek en de Whitney Biennial. Hij heeft solo’s gehad bij onder andere het ICA, Philadelphia; Los Angeles County Museum of Art, Los Angeles en het Stedelijk Museum Amsterdam. Zijn werk is opgenomen in de collecties van onder andere AkzoNobel; Art Institute of Chicago; Museum Boijmans Van Beuningen; LACMA, Los Angeles; MoCA, Los Angeles, MoMA, New York; Rubell Family Collection, Miami; SFMOMA, San Francisco; Stedelijk Museum Amsterdam; TATE Modern, Londen; DNB, Amsterdam en het Centraal Museum Utrecht.