Luchtige frames werpen een getekende schaduw op de witte muur, kleurige geometrische vormen lijken uit hun kader te willen breken en fragmenten van opblaasboten en luchtbedden voeren je in gedachten naar de verkoeling van het water. Als een zomerse bries waaien de abstracte werken van Loes Koomen, Jan Willem Deiman en Tim Wunderink door de galerie.
Strakke vormen sluiten elkaar in, reizen nieuwsgierig over het vlak of reiken daarbuiten, naar een nabijgelegen doek. Zonder precies te weten welk verhaal erachter schuilgaat, roepen de schilderijen van Loes Koomen een universeel gevoel van herkenning op. Vrijheid, (in)tolerantie en veerkracht liggen ten grondslag aan haar werk: ‘De abstracte vormentaal die ik heb ontwikkeld, is voor mij een middel om daar uitdrukking aan te geven.’ Als je de vormen in het beeldvlak volgt, openbaart zich een subtiele gelaagdheid. Kijk je van dichtbij, dan ontdek je dat de schilderijen niet zo strak en grafisch zijn als ze van een afstand lijken, maar een duidelijk eigen handschrift hebben. Tegenover de uitgebalanceerde compositie staat een ruwe verfhuid, die appelleert aan de menselijke imperfectie. De spanning die zo ontstaat daagt je uit om verder te kijken en laat de geometrische vormen leven en bewegen.
Als driedimensionale tekeningen hangen de metalen frames van Jan Willem Deiman aan de muur. Aan de basis van deze wandsculpturen staan de tekens van het Fenicisch schrift. ‘Een van de eerste schriften dat niet uit figuratieve tekens bestond, maar op de klanken van de menselijke taal werd gebaseerd: de geboorte van abstractie in schrift. De systemen die wij mensen bedenken om grip te krijgen op de wereld vormen het vertrekpunt van mijn werk.’ Ondanks zijn fascinatie voor taal speelt de betekenis van de tekens voor Deiman geen rol. ‘Het gaat me om de visueel geworden muzikaliteit. Binnen regels die ik mezelf opleg, zoals de naar inkt of blauwdrukken verwijzende kleur en de vaste verhoudingen van het kader, neem ik de vrijheid om te spelen met de vormen van een klank.’ De raadselachtige titel van de reeks, More like a snowflake than a giraffe’s neck (naar een uitspraak van Noam Chomsky), verwijst naar de evolutie van taal. Deiman: ‘Die lijkt meer op een sneeuwvlok, in één keer de perfecte vorm, dan op de nek van een giraf, die door de jaren heen zo geëvolueerd is.’ Het onderstreept de gelaagdheid van zijn minimalistische vormentaal, waaraan een langdurig onderzoek en ambachtelijk maakproces vooraf gaat.
Eveneens ogenschijnlijk eenvoudig maar afgewogen is het werk van Tim Wunderink, waarin materialen uit de bouwmarkt of kringloopwinkel de hoofdrol spelen. ‘In mijn werk is nog maar nauwelijks verf aanwezig, maar het refereert wel sterk aan de schilderkunst. Naar de compositie, de verdeling van vlak en kleur, zoek ik zoals een schilder dat zou doen.’ Aan zijn omgang met materialen ligt een fascinatie voor bouwplaatsen ten grondslag. ‘Daar kun je in de binnenkant van een gebouw, de lagen tussen plafond en vloer, kijken. Op vergelijkbare wijze kijk ik bijvoorbeeld naar een oud, lek luchtbed; hoe zou dat er vanbinnen uitzien? Zo ontdek ik interessante patronen en vormen, die samen een ritme vormen.’ Door fragmenten op te spannen of in een installatie te combineren deelt hij zijn vondsten met de kijker, die zo een bekend materiaal herontdekt. Wunderink: ‘De binnenkant van een gebruiksvoorwerp is puur functioneel bedoeld. Maar juist dát wil ik laten zien en een andere functie en context geven. Daar ontstaat iets nieuws.’