De titel van deze tentoonstelling, ontleend aan het satirische lied ‘Fish Heads’ van Barnes&Barnes uit 1978, presenteert een surrealistische juxtapositie van vitaliteit en consumptie, vreugde en vergankelijkheid. Het is deze wisselwerking tussen het symbolische en het absurde, het heilige en het banale, die het kader vormt van deze groepstentoonstelling.
Vissen nemen al lang een belangrijke plaats in het symbolische lexicon van verschillende culturen.
In de Chinese en Japanse tradities staan vissen, en dan vooral karpers, symbool voor uithoudingsvermogen, welvaart en academisch succes. In het Tibetaans boeddhisme staat de gouden vis voor bevrijding uit de cyclus van lijden. De vroege christenen gebruikten de vis als een discreet teken van geloof.
Door al deze betekenissen loopt een verbindende, elementaire aanwezigheid: water. Als medium en metafoor vormt water de spirituele en materiële context waarin vissen verschijnen. Het staat voor vloeibaarheid, vergankelijkheid, transformatie; water wordt een podium voor metamorfose, migratie en mysterie.
Net als de twee vissen van Pisces beweegt de tentoonstelling zich tegelijkertijd in tegengestelde richtingen. Maar juist in deze divergentie ontstaat ruimte voor reflectie, desoriëntatie en onverwachte helderheid.