24.11 – 05.12.2015
Range Anxiety
De werken van Marijn van Kreij in de tentoonstelling Range Anxiety zijn delicaat en intiem. Op het eerste gezicht lijken zij gemaakt van restmateriaal uit het atelier: knipsels met stukjes tekst, foto’s of cartoons en kunstwereld parafernalia zijn verlijmd op gekleurd papier of gecombineerd met tekeningen. In hun opzet lijken het bijna terloopse schetsen – bescheiden, intuïtieve probeersels die zich aandienden in de marges van zijn kunstenaarschap. En toch, wanneer je langer naar deze werken kijkt wordt duidelijk dat hun ogenschijnlijke eenvoud bedrieglijk is. Hun toevallige verschijning is de uitkomst van een zorgvuldig en geconcentreerd proces van kijken, denken en voelen. Het zijn kleine visuele gedichten die in de geest van de kijker een bijzondere verbeeldingsruimte openen. Een ruimte die veel meer omvat dan de beeldrijm of woordspeling die de werken in eerste instantie vooral lijken te zijn.
In de tentoonstelling worden de werken gekaderd door de woorden Range Anxiety, ontleend aan een album titel van de band Twerps. De term beschrijft de angst om met een lege tank ergens vast te komen zitten, zonder de mogelijkheid te hebben om de accu op te laden of bij te tanken. In de tentoonstelling krijgt die angst een meer existentiële betekenis: de angst om niet in staat te zijn een verbinding aan te gaan met een plek weg van thuis. Hoewel we het vaak niet zo benoemen, ervaren we deze angst allemaal wel eens, meestal op vakantie of tijdens een zakenreis. Weg van thuis, weet je nooit zeker of je beheersing van de taal, je etiquette, of zelfs je basisvermogen om eten, drinken en een slaapplek te vinden uiteindelijk genoeg zullen zijn. Kun je je staande houden ver weg van thuis?
Dit is uiteraard ook een angst die veel sterker gevoeld wordt door migranten. Aan het begin van hun reis gaan zij door een traumatische fase van range anxiety, een gevoel dat voor altijd zal blijven sluimeren. Jaren later kan deze angst plotseling uitbarsten in een oncontroleerbare emotie: Ik moet naar huis!
De range, ofwel het bereik, hoeft geen fysieke afstand te zijn. De angst kan ontstaan wanneer je een nieuwe functie binnen hetzelfde bedrijf krijgt, wanneer je contact probeert te leggen met je buren, of zelfs wanneer je soms je eigen handelen probeert te begrijpen. Het is een naamloze angst; het unheimische gevoel dat je niet de juiste vaardigheden hebt om een harmonieuze relatie met de omgeving aan te gaan; een angst die de mens ongetwijfeld altijd al heeft gekend, maar die vandaag de dag een verstikkende intensiteit en wreedheid kent. Te midden van de constante storm van informatiestromen die iedere dag op je neerstorten is het steeds moeilijker jezelf te oriënteren, en hoor je steeds vaker een stemmetje in je hoofd dat vraagt: Wie ben jij om te denken dat je weet waar je bent?
Van Kreij ervaart deze angst in zijn artistieke praktijk, geworteld in een wereld in verval. Om het enigszins cru te zeggen; als Nederlandse, blanke, mannelijke kunstenaar is hij een late telg uit de traditie van de westerse moderne kunst. Het is niet makkelijk om een kind van deze nalatenschap te zijn, iets wat ik zelf ook ervaar als eveneens blanke, Nederlandse man zijnde, opgeleid in dezelfde traditie als Van Kreij. Voor ons is het verleidelijke heldendom, het machismo van de moderne kunst, definitief voorbij. We staan op wankele grond en zijn onzeker over de vraag of het mogelijk is om vanuit het puin der moderniteit een positie te scheppen die ons in staat stelt de wereld weer op een zinvolle en toekomstgerichte manier te benaderen. We kijken naar wat ons werd aangereikt in de vorm van esthetisch bewustzijn en artistieke vaardigheden en vragen ons af of deze instrumenten, die soms zo gedateerd en volkomen inefficiënt aanvoelen, nog steeds de beste middelen zijn om een relatie aan te gaan met de wereld en de mensen om ons heen. Dat maakt de werken van Van Kreij zo fragiel, eerlijk en intens.
Het maakproces van deze reeks is niet bijzonder complex. De werken zijn een soort van collages, opgebouwd uit gekleurde vellen papier die een ‘achtergrond’ vormen waarop afbeeldingen en stukken tekst zijn geplaatst. In werkelijkheid is er geen echte voor- of achtergrond, omdat alles is uitgesneden en ‘in’ elkaar is gelijmd, alle elementen liggen in hetzelfde platte vlak. De citaten en beelden refereren voornamelijk aan de kunsten, van een anekdote over de vader van Max Ernst tot een citaat van Paul Valéry. Sommige citaten hebben een meer indirect karakter. Zo is er een cartoon met een veelkoppig monster en een emmer. De emmer zegt: ‘Ik ben vorm; ik ben leeg,’ waarop het monster reageert; ‘Ik ben inhoud; ik ben vol.’ Andere werken bevatten geschilderde vormen die doen denken aan de geschiedenis van de moderne kunst. De werken kunnen al snel ondraaglijk zwaar aanvoelen; het gewicht van een waarheid die onthuld wordt. Toch wordt deze emotie, deze zwaarte, voortdurend gebroken of weer in balans gebracht. Van Kreij brengt strategisch humor in via cartoons, zoals de bovenstaande, of kleine citaten van een meer lichtzinnig kaliber – de nodige zuurstof om de gewichtige emoties te breken die aan deze werken ten grondslag liggen.
Ondanks dat de productiewijze niet erg complex is, is de structuur van de werken zeer secuur. Neem bijvoorbeeld het werk Untitled (Redistribution, Wolfgang Tillmans, Saul Steinberg), 2015. De ‘ondergrond’ van het werk is opgebouwd uit twee vellen lichtblauw papier, met een dunne strook wit papier daaronder. In het midden, aan de linkerzijde op het blauwe papier, zien we een wit A4 blad met de zin: ‘What is wrong with redistribution?’ (Wat is er mis met herverdeling?). Het lijkt een pagina uit een boek of tijdschrift, gezet in een eenvoudige Helvetica letter. Aan de rechterkant zien we een pagina uit een ander boek, met een gedrukte inkttekening op oud, bruingekleurd papier. De tekening toont een weegschaal, verbeeld door een kegel, op een niet nader te identificeren ondergrond, waarop een dunne lijn rust. Op de weegschaal danst het woord ‘maybe’ (misschien) onzeker aan de linkerkant, in balans gehouden door een al even wankel ‘perhaps’ (wellicht) aan de rechterkant.
De twee verschillende pagina’s zijn net twee tegengestelde persoonlijkheden in dialoog. De linkerzijde heeft de activistische toon van een gedreven idealist. De industriële Helvetica letter versterkt deze indruk. De zelfverzekerde letter lijkt zijn eigen vraag te beantwoorden: ‘Er is helemaal niets mis met herverdeling!’ Zelfs de typografie laat geen twijfel toe. Je vermoedt dat de volgende pagina’s uitleg geven over hoe goed herverdeling is, of zelfs hoe we het kunnen realiseren. De tekening aan de rechterzijde vertelt een heel ander verhaal. Een tuimelende ‘maybe’ in evenwicht gehouden door een wankele ‘perhaps’ schetst een beeld van volledige onzekerheid. Twee twijfels die elkaar gevangen houden. Samen roepen de twee pagina’s een eenvoudige tegenstelling op van het zekere tegenover het onzekere.
Maar er is meer. Het blauwe papier doorbreekt de tegenstelling door beide tekeningen in een grotere picturale ruimte op te nemen. Zonder het blauwe papier zou de tegenstelling sterk zijn, maar ook bijna cliché, niet meer dan een woordgrap. Het blauw voegt een atmosfeer toe die de twee posities bemiddelt. Zwevend in het blauw veranderen de posities in een soort gemoedstoestanden die je verspreid over de dag doorleeft. Je begint zelfverzekerd en klaar om de wereld te veroveren na de ochtendkoffie, maar dan, ’s avonds laat, sluipt de twijfel binnen. Wat overblijft is een eindeloos en zinloos repeteren van opties. De blauwe ruimte is geen diepe, illusionaire ruimte waarin zomaar allerlei zaken kunnen worden geplaatst. Het is eerder een mentale ruimte, een tijdelijke ruimte, waarin verschillende gevoelens naast elkaar kunnen bestaan. Het werk omvat zo een emotionele curve die volledig is; als een transitie van dag naar nacht. Alleen is er nóg een element onbenoemd: de dunne witte streep aan de onderkant.
In de meest letterlijke, formele zin is deze smalle strook papier het modernistische fundament van het werk. Het werk staat op deze witte sokkel, maar doorbreekt daarmee ook het homogene blauw. Het ‘draagt’ de kleur, maar ontmaskert deze ook. Metaforisch is het blauw een ruimte, maar in de realiteit is het natuurlijk slechts een vel dun papier. Wat wij zien in het blauw is een product van ons verstand, of op zijn minst een coproductie van onszelf en het werk. De dunne witte lijn maakt de mogelijkheidsvoorwaarden van het beeld zichtbaar; het is een antwoord op de eeuwenoude modernistische strijd tegen illusies. De witte lijn, subtiel als hij is, geeft het werk een filosofisch gewicht en vormt tegelijkertijd het verband tussen de twee uitspraken en het blauwe vlak dat hen omringt. De lijn maakt duidelijk dat tenslotte, of in beginsel, het werk bestaat uit papier en inkt, kortgezegd: materie. Deze materie is bewerkt door vele mensen; diegenen die het papier maakten, de inkt, de woorden, de tekening, het boek ontwierpen, etc. En al dit werk is vervolgens herschikt door Van Kreij.
Het is deze basale conditie – de interactie tussen mens en materie – die het mogelijk maakt om een betekenis te projecteren op het werk, een betekenis die echter altijd speculatief zal blijven. Wat ik ook denk, het denken bestaat in mij en is van een andere aard dan de materie die het denkproces deed beginnen. Dit is de bron van de oneindig diepe existentiële twijfel; het begin van de eeuwige vraag: Hoe kan ik ooit zekerheid hebben? Het is een onzekerheid die ook een positieve kant heeft, want alleen door twijfel weet ik dat ik besta.
Het werk zelf heeft geen bewustzijn: het papier is dom; de inkt is dom. Het zijn de kunstenaar en de kijker die het werk betekenis geven. Het idee bestaat in de mens alleen en zal altijd fundamenteel ontwricht zijn van het materiaal en dus nooit een volledige eenheid kunnen vormen. Dit is de existentiële twijfel waaruit de moderne kunst put, die de moderne kunst probeert over te brengen én op ijdele momenten misschien zelfs probeert op te lossen. Van Kreij is niet ijdel. Het werk is geen antwoord, maar een metgezel voor een leven dat geleefd wordt in zekere onzekerheid. Het helpt ons bewust te worden van het vale licht dat schijnt aan de andere zijde van de moderniteit, en om er misschien zelfs enige berusting in te vinden. Rust die nodig is om door te gaan.
Steven ten Thije
Vertaling: Guus van Engelshoven