De schilderkunst van Tessa Chaplin (1991, Haarlem) is kleurrijk, dromerig en roept onder meer associaties op met het werk van Paul Gauguin. Ze studeerde Fine Art aan de AKV St. Joost in Breda, in 2015 besloot Chaplin naar de universiteit in Tilburg te gaan en drie jaar later ronde ze daar de master Art, Media and Society af. We spreken elkaar in de KersGallery aan de Lindengracht in Amsterdam omringd door een schilderkunstig feest van kleuren, associaties, figuren en symbolen.
Milo Vermeire (MV): In een eerder interview heb je gezegd: “Schilders beginnen vaak niet vanuit een concept, die beginnen vanuit een traditie”, hoe zit dit bij jou?
Tessa Chaplin (TC): Die dingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik vertrek altijd vanuit beeld omdat je een werk nooit op zichzelf ziet, vrij van associaties. Een beeld is altijd verbonden aan andere beelden. Als beeldend kunstenaar ben ik constant bezig met hoe dit werkt en merk ik, zeker als schilder, dat het moeilijk is om uit een traditie te stappen. Met woorden kan je alles uitleggen en daarmee sneller de diepte in gaan, terwijl je als schilder moet werken met wat mensen kennen qua beeldtraditie.
Daar komt bij dat je in beeld niet zo makkelijk uitspraken kan doen als in taal. In beeld ben je gelijk teruggeworpen op de traditie van het beeldaspect. Je kan niet zeggen: ik gebruik zomaar die kleur. Je bent altijd verbonden aan de overlevering die daaraan vast zit. Ik vind dat er soms, zeker op de kunstacademie, teveel wordt vastgehouden aan het idee dat je eerst een concept moet hebben en er daarna pas een beeld aan wordt toegevoegd. In mijn ogen gaan deze twee zaken gelijk op. Het gevaar is dat anders verwijzingen uitgelegd moeten worden of te letterlijk zijn.