“I am a colorist", zei Ado Hamelryck (Halle, 2 november 1941 – Genk, 5 oktober 2024) graag over zijn werk – een opmerkelijke uitspraak voor een kunstenaar die zo diep wist door te dringen in de duisternis. Was het ironie, een conceptuele stelling, een artistieke provocatie? Zijn opmerking is zeker gelaagd en verdient nuance. Als colorisme verwijst naar het schilderkundig gebruik van kleuren, rijst de vraag: is zwart werkelijk een kleur? In de natuurkunde wordt zwart gedefinieerd als de afwezigheid van licht. Wanneer iets zwart lijkt, betekent dit dat het alle golflengten van zichtbaar licht absorbeert en niets weerkaatst. Kleur ontstaat door de reflectie van licht, dus fysiek gezien is zwart geen kleur. In de kunst ligt dat echter anders. Daar wordt zwart wel degelijk als een kleur beschouwd, omdat het afkomstig is van pigmenten of kleurstoffen, zoals verf of inkt. Ook psychologisch gezien geldt hetzelfde: onze ogen en hersenen kunnen zwart onderscheiden als een kleur, net als rood of blauw. Daarmee stuiten we op een schijnbare tegenstrijdigheid: zwart is zowel kleur als geen kleur. Beide perspectieven zijn correct—het is slechts een kwestie van invalshoek. In Hamelrycks werk speelt deze spanning een cruciale rol. Wanneer hij zichzelf een colorist noemde, verwees hij niet alleen naar het zwart dat uit een pot inkt of verf vloeit, maar ook naar het effect van licht, naar het subtiele, discrete spel van kleur dat zijn werken aangaan met de omringende ruimte. Het is precies die kracht en pracht van de paradox die deze kunstenaar als geen ander wist te vatten in zijn werk.
Gedurende bijna vijf decennia heeft Ado Hamelryck een indrukwekkend oeuvre opgebouwd dat zowel omvangrijk als consistent is. De term levenswerk is hier meer dan ooit op zijn plaats. Toch wil ik hier geen uitputtende, systematische studie maken—dat zou immers veel meer tijd en toewijding vergen. In plaats daarvan wil ik zijn werk belichten, en dat bedoel ik niet alleen figuurlijk. Als kunstcriticus stel ik mezelf vaak de vraag: wat is de juiste afstand om een beeld volledig te begrijpen? Als we te dichtbij staan, lijkt het zich terug te trekken; als we afstand nemen, lijkt het juist naar ons toe te komen. In dit voortdurende spel van afstand en nabijheid ligt de fenomenologische ervaring van kunst—een subtiel spel van verschijnen en verdwijnen. Hamelryck laat ons zien hoe een beeld niet alleen in de ruimte, maar ook in de tijd ontstaat.
Zijn werk heeft een uitgesproken grafisch karakter, ontleend aan het oude Griekse werkwoord graphein, dat niet alleen “schrijven” betekent, maar ook “tekenen, schetsen, graveren, kerven”. Dit weerspiegelt zich in zijn schilderijen, sculpturen en tekeningen, die tegelijkertijd fysieke objecten zijn—materiële dragers van hout, papier of piepschuim. Hoewel Hamelrycks oeuvre een nietsontziende zoektocht naar visuele zuiverheid lijkt, overstijgt het de medium-specifieke discoursen van modernisten zoals Clement Greenberg. Waar Greenberg betoogde dat kunst zich moest richten op de unieke eigenschappen van het medium—voor schilderkunst betekende dit bijvoorbeeld vlakheid, kleur en verf als materie—hanteert Hamelryck een andere benadering. Zijn werk sluit dan ook eerder aan bij wat Donald Judd specific objects noemde: kunst die de traditionele grenzen tussen schilderkunst en sculptuur overstijgt. In die zin is er een verwantschap met de Minimal Art, zij het met een uitgesproken expressieve toets. Kunsthistoricus Michael Fried zag deze kunstvorm als een reactie op de uitputting van de schilderkunst en een verkenning van het tableau als een driedimensionaal object. Volgens Fried draaide Minimal Art om een object binnen een situatie—een “theatrale” context waarin ook de aanwezigheid van de kijker een rol speelt. Op deze manier weten Hamelrycks sculpturale vormen de toeschouwer uit te dagen en te intrigeren. Niet alleen voor de kunstenaar zelf, maar ook voor ons als kijkers zijn zijn werken uitgebreide oefeningen in aandacht en concentratie. Zijn dagelijkse, koppige, repetitieve toewijding aan het creatieve proces weerspiegelt zich in een voortdurende uitnodiging om te kijken—en opnieuw te kijken. “Hoe paradoxaal het ook mag klinken, de extreme eentonigheid is soms betoverend,” schreef de onovertroffen Francis Smets. Hoe minimalistischer het artistieke gebaar, hoe intenser de ervaring van de toeschouwer.
Hamelrycks werken nemen ons mee in de visuele ritmes die hij pasteus aanbrengt op zijn donkere dragers—een seriële herhaling die steeds verschuift en telkens weer verschilt. Op de onregelmatige huid van zijn werken ontvouwt zich een visuele poëzie—hun zilveren randjes, als het ware. Misschien is dat waarom hij zo gehecht was aan grafiet? Juist hier, in de rafelranden van het beeld, ontstaat een verfijnd spel tussen licht en donker, wit en zwart, tussen kijker en kunstwerk, materialiteit en leegte, tijd en ruimte. Zijn texturen en accenten laten het oppervlak vibreren, alsof er een verborgen dynamiek schuilt in de ogenschijnlijke stilstand. Het zijn deze schitteringen en flonkeringen die Hamelrycks werken een extra finesse geven—een perceptueel genot dat ons doet inzien: zwart is een kleur.
Voor Nothing Really Ends hebben we een zorgvuldige selectie gemaakt uit het oeuvre van Ado Hamelryck—niet met de ambitie om volledig te zijn, maar om een representatieve indruk te geven van zijn artistieke signatuur. En die is er een van geduld, stilte, verstilling en onthaasting—een buitengewone manier van kijken en werken die vaak haaks staat op het jachtige tempo van onze tijd. Hamelryck had weinig op met snelheid. Liever vergeleek hij zijn artistieke volharding met de gestage tred van een marathonloper. Of, beter nog, met die van de schildpad in de klassieke fabel van Aesopus, die zijn tegenstander, de haas, verslaat met volharding en vastberadenheid. Ook deze tentoonstelling getuigt daarvan, zelfs nu de kunstenaar er niet meer is. Alles is een kwestie van tijd. De kunst die Ado Hamelryck ons nalaat, laat zien hoe een einde slechts een horizon is—een denkbeeldige lijn die geen grens trekt, maar een nieuw begin markeert.
PIETER VERMEULEN | Curator