Peter Struycken heeft zich al vanaf begin jaren zeventig intensief bezig gehouden met het maken van tekeningen met behulp van computerprogrammaring. Vanaf 1976 bestonden Struyckens computertekeningen uit 1-dimensionale opeenvolgingen van punten en lijnen, die grenzeloos konden worden doorgerekend en getekend. Vanaf 1978 experimenteerde hij met programma’s die punten ordenden in 2-dimensies. Het programma DOTS uit 1980 markeerde het begin van het gebruik van staande sinusgolven in 2- dimensies als functie van plaats. Met de SHFT programma’s, vanaf 1981, zowel voor beeldbuis als in tekening werden de sinussen lopend en daarmee een functie van plaats en tijd.
De vaak eenvoudige en ondubbelzinnige formulering van de artistieke beslissing in de vorm van een algoritme staat voor Struycken in een intrigerende betrekking tot de visueel complexe en veelzijdige uitkomsten die met een algoritme kunnen worden berekend en getekend.
Zijn tekeningen zijn doorsneden uit een oneindige ruimte waarin punten zich bewegen, van kleur veranderen en zich gedragen a.g.v. deze algoritmes.