Rexy Tseng gebruikt een combinatie van schilderkunst en installaties om ons te confronteren met de mislukte staat van technologie – een wereld doordrenkt van zwarte humor, seksuele spanning en de absurditeit van het moderne bestaan. Zijn werk belicht de inherente gebreken van technologie en de misplaatste notie van voortdurende vooruitgang: onze afhankelijkheid van machines is de norm geworden, en hun falen onthult dat wij verre van onaantastbaar zijn. Dit doorbreekt de aanname van een veilige wereld en herinnert ons aan onze menselijke kwetsbaarheid.
De kunstenaar beschouwde de COVID-19-pandemie als een treffend voorbeeld, dat illustreerde hoe we zelfs met geavanceerde technologie moeite hadden om de uitbraak te beheersen. Volgens Tseng heeft de crisis de schrijnende ongelijkheden in de gezondheidszorg en arbeidsverdeling blootgelegd; technologie heeft een technocratische staat gecreëerd waarin een selecte groep met rijkdom en toegang tot geavanceerde middelen als nieuwe aristocraten onevenredige macht en controle uitoefent.
In deze tentoonstelling richt Tseng zich op het concept van *la petite mort*, ofwel ‘de kleine dood,’ een begrip met meerdere betekenissen, van het tijdelijke verlies van bewustzijn na een orgasme tot een voorbode van een ongewenste toekomst. Het wordt ook wel geïnterpreteerd als spirituele bevrijding, een moment van transcendentie, of zelfs als het ultieme genot van literatuur. Voor de titel van zijn tentoonstelling gebruikt Tseng bewust de Engelse vertaling om te spelen met academische connotaties, hedendaagse toepassingen en zijn artistieke herinterpretatie.
Een van de schilderijen, gebaseerd op een echte foto, toont een stapel rot fruit, achtergebleven in een supermarkt. Dit werk maakt de verbinding met de *memento mori* (“bedenk dat je moet sterven”) en het zeventiende-eeuwse Nederlandse stilleven, waarbij de kunstenaar de onvermijdelijkheid van sterfelijkheid benadrukt. Als kapitalistische samenleving genereren we veel afval en dragen we bij aan aanzienlijke destructie. Het verrotte fruit herinnert ons aan onze neiging tot controversiële daden. De resten die achterblijven als bewijs van de tegenstelling tussen ons gesaneerde publieke imago en onze complexe innerlijke zelf kunnen gebruikt worden voor introspectie.
Onder Tseng's schilderijen bevinden zich ook afbeeldingen van menselijke vormen die de intieme relaties tussen seksualiteit en verval verkennen. Beïnvloed door Francis Bacons verbeelding van dood en verlangen belichamen de figuren het menselijke verlangen. Tseng stelt dat de zoektocht naar overmatige begeerte onvermijdelijk leidt tot verval: “Je kunt geen overvloed hebben zonder dat verlangen overloopt. Als je meer hebt dan je nodig hebt, als je meer wilt dan je kunt hebben, is verval onvermijdelijk.” Deze schilderijen introduceren bovendien een vervorming. Door opzettelijk de oppervlakte te vertroebelen, mengt de kunstenaar representatie en abstractie. Tseng ziet onze wereld als materialistisch; de mens voelt zich aangetrokken tot de glanzende allure, en door dit oppervlak te ontsieren onthult hij zowel de lelijkheid als de waarheid van ons bestaan.
Tseng’s werk ademt een gevoel van chaos, wijzend op een mogelijke toekomst – een post-apocalyptische staat los van de lasten van het verleden en die vraagt om een herziening. Zijn kunst weerspiegelt de excessen van de moderniteit, de gevolgen van ongecontroleerde verlangens en de onverbiddelijke voortgang van de tijd. Via stillevens en vervormde representaties daagt Tseng ons uit om de wezenlijke imperfecties van de menselijke conditie onder ogen te zien. Temidden van het verval en de ruïnes schijnt er een sprankje optimisme door, als een echo van ons eeuwige verlangen naar een nieuw begin.