In de bruisende stad Brussel treffen Frans Masereel (1889-1972) en Albert Pepermans (1947) elkaar. Beiden zijn scherpe observators van de mensheid, met een ongebreidelde fantasie en een niet te stuiten drive om te tekenen. Nog iets wat ze gemeen hebben, is hun voorliefde voor het thema van de stad. Talrijke stadsmotieven komen herhaaldelijk terug in beide oeuvres (bruggen, schoorstenen, fabrieken, torenhoge flatgebouwen, stadsbewoners, enz…) en zijn vormgegeven in een kenmerkende grafische stijl met daarin een prominente rol voor zwart en wit. Een energieke stijl ook; de snelheid en directheid waarmee de penseeltrekken op papier zijn gezet, getuigt niet alleen van de geestdrift en onuitputtelijke energie van de kunstenaars, maar refereert ook aan het hectische tempo waaraan het leven in de stad voorbijdendert. Waar Masereels beeldroman La Ville (1925) als een stadsymfonie klinkt, danst Pepermans’ stad, een beetje brutaal, op het ritme van de rock-’n-roll en punk.
En toch hebben de stadsbeelden van Masereel en Pepermans een andere ondertoon. Dat komt door de verschillende context waarin de kunstenaars leven. Masereel schetst de dystopische stad, zijn werk is politiek getint en erg maatschappijkritisch. De kunstenaar maakt twee wereldoorlogen mee, tekent de gruwel van die oorlogen van zich af en probeert zijn medemens van pacifisme te overtuigen. In de industriestad Gent wordt hij geconfronteerd met de strijd van de socialisten voor betere leefomstandigheden voor arbeiders. De uitbuiting van de arbeider door de kapitalistische maatschappij wordt een belangrijk thema binnen Masereels werk, met de naamloze arbeidersmassa voorgesteld als dampende fabrieksschoorstenen en de machthebbers groter afgebeeld dan de fabrieken. Gevestigd in Parijs, is het vooral de anonimiteit van de Franse grootstad die een grote impact op Masereel heeft. In zijn werk plaatst de kunstenaar het eenzame individu tegenover de mensenmassa, die hij met een onwaarschijnlijke technische accuraatheid in beeld brengt.
Ook Pepermans schetst de ‘condition humain’, maar is minder militant en houdt zich ver weg van politiek. Zijn oeuvre is ietwat dromerig en doorspekt met humor kent het een eerder onschuldige kritische reflectie. Zijn werk vertoont duidelijke invloeden van popart, dada en de Neue Wilde, van happenings, rock-’n-roll, anarchistische punk en undergroundstrips. Pepermans is een kind van zijn tijd, de gouden jaren ’60 en ’70, en heeft dan ook een veel positiever beeld van de stad. De stad die hij tekent, wordt gekenmerkt door een ‘joie de vivre’. Daar waar Masereel een eerder negatief beeld schetst van het verkeer in de stad, zijnde gejaagdheid, chaos en gevaar, is bij Pepermans de auto koning van de stedelijke jungle. Het wordt een veel voorkomend motief in zijn werk, een metafoor voor “het reizen, het onderweg zijn en de climax van de eindbestemming”, een symbool voor vrijheid, eindeloze mogelijkheden en veel plezier.
Rencontre dans la ville, gecureerd door Frank Hendrickx, toont penseeltekeningen en houtsnedes van Masereel uit verschillende periodes: voorstudies voor zijn graphic novel avant la lettre La Ville en voor Stijn Streuvels’ De vlaschaard, maar ook werk uit de reeksen Histoire de fou en La condition humain. Ze illustreren treffend dat behalve de belangrijkste houtsnijder van de vorige eeuw, Masereel ook overduidelijk een fantastisch tekenaar was. Pepermans brengt naast bestaand ook nieuw werk geïnspireerd op Masereels oeuvre, een reeks kleine doeken in acryl en enkele grotere schilderijen op hout. Daarnaast bewerkte hij, bij wijze van ‘modificaties’, enkele proefdrukken van een in 1983-1984 door Ronny Van de Velde postuum uitgegeven reeks zeefdrukken, blow-ups van kleine originele tekeningen van Masereel. Aldus gaat Pepermans hier ook echt in dialoog.
- Tekst door Roxane Baeyens -