Jana Coorevits bouwt poëtische ruimtes die zich een weg banen naar alternatieve manieren van communiceren. Om plaats te maken voor complexe emoties en ervaringen, speurt ze naar een nieuw narratief om relaties en gebeurtenissen te definiëren. Op zoek naar de juiste nuance om naar buiten te halen wat in en om het lichaam zit, grijpt ze naar trage en intieme weergaven. Stilte steunt de gevoeligheid van dat ritme. Uit de analogie die golft tussen landschappen en mensen vloeien nieuwe betekenisvelden. Vormen en ideeën die elkaar echoën treden op de voorgrond van een lyriek die meerdere zintuigen aanspreekt. Intuïtie is daarbij nooit ver weg.
Coorevits’ film matter on its dance through time (2023) resulteert uit een doorlopende conversatie tussen kunstenaar en landschap in de woestijn van Death Valley in Californië. In de dialoog tussen beeld, woord en geluid vormt zich een zintuiglijk verhaal, waardoor de fragiliteit en details van een immens gebied betekenis krijgen. In samenwerking met schrijver Charlotte Van den Broeck voerde ze artistiek onderzoek naar de relatie tussen landschap en lichaam. Vanuit deze metaforische ruimte spreekt ze met de film over kwetsuur en de impact van geweld. Innerlijke letsels vinden hun gelijke in de materie van het landschap die zo langzaam verschuift dat we het amper registreren. Coorevits legt de subtiele bewegingen en (kleur)veranderingen vast. Daarbij manipuleert ze niet, maar laat ze de omgeving inwerken op het filmische beeld. De maan bibbert. Het stormt. We worden verblind door de zon die opkomt. Of zijn de pixels te verzadigd? De stilte wordt onderbroken door een stem: “(...) hurt is in the smallest of particles (...)” Een hand die steentjes stapelt blijft gezichtsloos.
Geleid door associaties en intuïtie, nodigt Coorevits zes andere kunstenaars uit. De selectie illustreert onrechtstreeks de verschillende kernen van Coorevits’ eigen werk. Junge mit Sonnentalern (2021) van Rosa John toont een gelijkenis met Coorevits’ landschappen en lichamen die in elkaar overvloeien. Deze foto is bijna de faux jumeaux van Flank (2020). In de triptiek The Hunter (2017) van Lien Hüwels vindt een sterrenstelsel weerklank in de moedervlekken van een rug. De beelden verbinden rechtstreeks een menselijk lijf met de kosmos, een link die op zijn beurt gespiegeld wordt in Coorevits’ eigen werk grootste gemene deler (2023), waarbij een zwangere buik samenkomt met de maan. De maan is gekrompen tot de omvang van de welving in verwachting. Met dit werk voert Coorevits bewust een verwantschap op: een zwangerschap is vrij alledaags en toch heel persoonlijk. Het is iets gewoons dat een enorme impact heeft op het individu. Daartegenover staat de maan die in haar grootsheid verenigend werkt. Ze hangt reusachtig boven ons allemaal, maar hier krijgt ze een behapbaar formaat.
Het verkleinen van grootse dingen maakt iets heel kosmisch opnieuw kwetsbaar. Het stimuleert een andere modus van kijken en ervaren, een zoektocht die Coorevits ook terugvindt in The View (2014) van Lydia Hannah Debeer. Hier staan kleine bewegingen in het middelpunt. We zien de subtiele intimiteiten tussen een koppel. Hoe ze zich (ver)houden. Hun lichaamstaal. De wisselwerking. We zien niet waarnaar ze kijken, maar ze doen het samen. Details graven niet alleen dieper in intimiteit, ze zijn de kern. Ook Saskia Van der Gucht speelt met schaal en het vergroten van kleine dingen. In haar onderzoek On Sand: unpacking preciousness (2023) heeft ze het over de kostbaarheid van zand en hoe tijdelijke verpakkingen en industriële verplaatsing van dit materiaal haar schaarste niet verraadt. Woestijnzand blijkt compleet onbruikbaar als bouwmateriaal, omdat de korrels door constante onderlinge wrijving te glad geworden zijn. Zandkorrels als mensen die van elkaar afglijden omwille van te veel frictie is geen gek beeld.
Jana Coorevits onderzoekt de relatie tussen monaden, atomen en de materie die we dagelijks gebruiken, met een focus op het lichaam als directe materie waarmee we interageren. Het belang van dit lijfelijke in combinatie met ruimte voor de vrouwelijke ervaring, zien we ook in Magdalena, Rachel & Nastasia (2015) van Lola Pertsowsky. Pertsowsky fotografeerde een vrouw die tijdens een voetbalwedstrijd haar tepelharen liet zien aan vriendinnen. Het tafereel raakt aan een gedeelde gevoeligheid, waarmee het de schaamte en het ongemak rond het vrouwelijke lijf op een heel onschuldige manier doorbreekt. Ontwapenend en uitgesproken tegelijk, zet deze daad de machtsverhoudingen van buiten het kader op het schavot.
Coorevits’ benadering zet in op een voortdurende wisselwerking tussen wat collectief en persoonlijk is, om het op te nemen voor alles wat zich tussen het normatieve bevindt. Kleine handelingen worden symbool voor innerlijke bewegingen en persoonlijke kwetsuren die door een hele groep kunnen worden herkend. Daarbij heeft ze oog voor het idee dat zintuigen de hele tijd onderhevig zijn aan omstandigheden. Sommige substanties kunnen we alleen maar observeren terwijl we verschillen opmerken en zodoende een nieuwe gevoeligheid oefenen. Dat zien we ook bij Lot Doms, waar in Jongleur (2022) materie interageert met de zon door een bewuste actie. Een reflectiescherm wordt in de lucht gegooid. Licht weerkaatst. Er ontstaat een maan die eigenaardig tastbaar is. Het heeft iets bevreemdends en toch herkenbaars. Ook hier danst materie doorheen de tijd.