Er zit veel humor in Zachary Armstrongs laatste solo tentoonstelling “Portraits”, die meer dan een dozijn levendige, meer-dan-levensgrote schilderijen van hanen in encaustiek techniek omvat. Door in te spelen op onze neiging om onszelf overal in te herkennen en door het geconstrueerde onderscheid tussen mens en dier te overstijgen, nodigen zijn portretten uit tot een reflectie over het eigenwijze vertoon van karakter en persoonlijkheid, ze bieden momenten aan van kruising -identificaties tussen soorten onderling. Zijn deze portretten van vogelprofielen en van vogels met driekwart gedraaide hoofden zo anders die van de kooplieden met kraaloogjes en kanten kragen uit de Gouden Eeuw, of van de gefilterde promotie-beelden van social media influencers op een smartphone feed?
Hanen hebben een lange en zeer gevarieerde culturele geschiedenis als symbool voor onder meer de Franse natie, als teken in de Chinese dierenriem en van het Oekraïense verzet. Voor Armstrong, die woont en werkt in het middenwesten van de VS en een ongedeerde voorliefde voor Americana heeft, kan de haan de eerlijkheid van het plattelandsleven oproepen. En daarmee ook de voordelen van het vroege opstaan, het sobere boerenerf en de drukte op jaarmarkten waar trotse fokkers, die strijden om lintjes en trofeeën, hun vee aan de jury presenteren. De nauwgezette en opvallende weergaven, suggereren Armstrongs liefde voor zijn onderwerpen, met hun vlezige rode kammen en hun zijdeachtig verenkleed. De kunstenaar merkte op: “Jarenlang heb ik afbeeldingen van hanen verzameld uit boeken, tijdschriften, foto’s die ik heb genomen, google search, waar dan ook. Toen ik voor het eerst aan deze serie schilderijen begon te werken, was ik heel kieskeurig over waar de afbeelding vandaan kwam. Ik nam een oog van een haan van google search, een ‘kam’ (de kruin van de haan) van een foto die ik had genomen. Ik combineerde stukjes en beetjes van verschillende hanen tot een geheel. Ik vond het belangrijk dat het ‘mijn beeld’; was. Na ongeveer 2 of 3 hanen realiseerde ik me dat dat er niet toe deed en dat elk goed beeld geweldig zou zijn. Vergeet niet dat niet elke hanen foto zou werken. Het moest de perfecte foto zijn.” Verstokte stadsmensen zullen misschien lachen om zijn obsessie met zijn gevederde vrienden. Maar hoe verschillend is een jaarmarkt dan van een kunstbeurs? En wie of wat bepaalt wat een ‘serieus’ schilderkunstig onderwerp is? Ondertussen stelt Armstrongs tentoonstelling de galerie eerder voor als een onstuimige coup dan als het huisvesten van ‘Stal’. Er is geen betere manier om een gloednieuwe galerieruimte in te wijden - zoals deze tentoonstelling dat doet - dan met visueel gekraai! In het echte leven zouden zoveel hanen in één ruimte onpraktisch (zo niet gewoonweg gevaarlijk) zijn. Het is onduidelijk of het Armstrongs bedoeling is om de pathos van gecultiveerde hypermannelijkheid op te roepen, al is het aanwezig in de ruimte met de overduidelijke fallische woordspeling. Dus vergeef me de vaststelling dat zijn verzameling decoratieve alfa-vogels (zoals een groep macho bestuursleden of promotieportretten van kunstenaars uit de jaren tachtig) lijkt te wijzen op de belachelijkheid van de stelling dat het klassieke patriarchaat een levensvatbare of wenselijke norm is voor welke soort dan ook.
In feite heeft Armstrongs bezorgdheid echter meer te maken met schilderkunst en het proces
dan met gender discussie. Wat zijn motief keuze betreft, zijn volgers van zijn werk zijn reeds gewend geraakt aan een occasionele esthetische verassing. De stilistische variatie in zijn werk
suggereert over het algemeen dat het vooral gedreven is door nieuwsgierigheid. Het is ambachtelijk en roept een hybridisatie op van Amerikaanse Pop Art en volkskunst. Daarbij zetten deze werken begrippen als toe-eigening, ironie en ambivalentie, oppervlakkigheid en consumptief fetisjisme tegenover een soort klassenbewustzijn met morele toonaarden die het pretentieloze, nuchtere, authentieke en handgemaakte waarderen. Armstrong lost deze schijnbare dualiteit, die ook in het alledaagse kan worden ervaren, niet op. In plaats daarvan geeft hij, of hij nu abstract of zoölogisch tekent, de voorkeur aan een strategie van volledige onderdompeling in zijn medium. In plaats daarvan geeft hij, of hij nu abstract of zoölogisch tekent, de voorkeur aan een strategie van volledige onderdompeling in zijn medium.
De precisie van zijn “opgebouwde” encaustische oppervlakken met in was gesuspendeerde pigmenten en oliën, het resultaat van eindeloze stille atelieruren van verwarmen en vormen, getuigt van de ernst van zijn inzet bij het maken van zijn werken. De kunstenaar legde zijn aanpak als volgt uit: “Zodra ik begon te schilderen, had ik ongeveer veertig verschillende tinten rood gemengd en zodra ik klaar was met een schilderij, gooide ik die kleuren weg en begon ik opnieuw. Al dat mengen van verf was bepalend voor het uiteindelijke uiterlijk van de haan. Een vreemd “Albers” [Josef Albers, 1888-1976] ding begon te gebeuren, ik had een rood dat leek op brandweerwagen-rood, helder rood, ik schilderde zones met dit rood, en zette dan wat leek op een oranje rood ernaast, het brandweerwagen-rood zag er dan onmiddellijk bruin uit, en het oranje zag er roze uit. Het was krankzinnig. Ik heb Albers nooit begrepen tot nu [...] de echte schoonheid van het weten wat die kleuren doen, de verandering ervan, gebeurt pas als hij ze schildert. Tijdens het proces. Niet later op de muur.” Op deze manier verwijst Armstrongs serie van kleurrijke hanen: naar het idee van nuance van de waarneming; wat we verkiezen te waarderen en waarom; en de vraag welk gezelschap we graag houden.
Dominic Eichler
*All quotes are taken from the artist’s email correspondence with the gallery on April 13th 2023