De weeskinderen in de filmmusical Annie (1982) hadden het zwaar. Hun bestaan was een ‘hard knock life’. Dat komt Midas Zwaan bekend voor. Hij kreeg drie jaar geleden een burn-out en niet veel later overleed zijn vader. Het was het begin van een langdurige ziekte.
Zwaans kunstwerk Hard Knock Life – te zien op Art Rotterdam - staat symbool voor zijn depressie. Het is een gevecht waarbinnen geen manoeuvreerruimte is om vrij te bewegen en de spieren eens los te gooien in voorbereiding van een rechtse directe of bevrijdende uppercut. De vuisten zijn gebald maar verkrampt, gevangen onder een stolp die wel zicht biedt op de buitenwereld maar er geen toegang toe verleent. De bokshandschoenen zijn doordrenkt – met zweet of tranen of allebei. Het zout heeft ze aangetast. In plaats van fysieke klappen uitdelen hebben ze als een spons mentale klappen opgezogen. Het heeft ze bros en kwetsbaar gemaakt.
Hard Knock Life staat ook symbool voor de overwinning van depressie. Zwaan heeft de handdoek niet in de ring gegooid. Hij is uit de stolp gebroken, de onzichtbare dwangbuis afgeschud. Hij is weer aan het werk en zijn solotentoonstelling SSSssshhh……!! markeert zijn comeback. Sterker nog, het is door het maken van kunst dat hij zijn ziekte heeft bedwongen. En hij is er anders, sterker uit voort gekomen.
Als een hedendaagse surrealist geeft Zwaan uitdrukking aan zijn persoonlijke gevoelsleven op een manier die leidt tot herkenning, verwondering en verwarring. In het begin van zijn carrière deed hij dat in de vorm van kijkdozen waarin hij reflecteerde op zijn jeugd. De met prullaria volgestouwde kratten en aardappelkisten fungeerden als diorama’s van zijn onderbewuste.
Gaandeweg zijn de werken groter en complexer geworden. Zwaan ging verschillende materialen gebruiken en verwerkte elektronica en verlichting in zijn geassembleerde sculpturen. Zijn grondstof vindt de kunstenaar in kringloopwinkels en antiekzaakjes, op rommelmarkten en internetfora, of bij verzamelaars thuis. Hij beschikt inmiddels over een aanzienlijke voorraad voorwerpen, variërend van bedkruiken en breikokers tot hoeden en wandelstokken.
Het zijn afdankertjes, door anderen beschouwd als waardeloos en gedegradeerd van bezit tot sta-in-de-weg. Ze doen niet meer mee in de consumptiemaatschappij waarin alleen nieuw en blinkend telt. Als een soort voodoopriester blaast Zwaan ze nieuw leven in. Door ze op te poetsen, op rituele wijze te bewerken en op onverwachte manier te combineren, transformeert hij ze tot relikwieën, souvenirs en fossielen waar de geest van de tijd doorheen stroomt. Ze vertellen de geschiedenissen die besloten liggen in hun verleden en creëren nieuwe verhalen over een mogelijk morgen.
Zwaans beelden zijn visuele bokkesprongen, waarin de fusie van ongelijksoortige voorwerpen onverwachte associaties oproept. Ze gaan over de (on)mogelijkheid van communicatie, het ordenen van artefacten om de onbekende ander te begrijpen, het ontsnappen in de fantasie die soms echter is dan de werkelijkheid. En over de dood. Bij Zwaan is de dood onlosmakelijk onderdeel van het leven. De dood heeft de materialen aangeraakt waarmee de kunstenaar zijn werk maakt en is daarmee niet langer onaantastbaar. De dood is geen einde maar een tussenstation in de kringloop van het leven. Zwaan recyclet alles, ook de dood.