De rode vormen zwieren over het doek. Het zijn net bladeren die open lijken te gaan en door de verschillende kleurintensiteiten beginnen ze te leven. Ze groeien, waaien en banen zich een weg voor mijn ogen. Tegelijkertijd doen ze ook denken aan de tentakels van een dier dat diep onder water leeft. De lichtroze restruimte wordt in dit doek een opzichzelfstaande vorm, als een even belangrijk onderdeel vergroeit ze met het rood. Voorgrond en achtergrond kan ik niet meer van elkaar onderscheiden. Ik denk de vormen te herkennen, maar echt plaatsen lukt me niet.
Ik zie dat Janine van Oene (1988, NL) in haar nieuwste serie schilderijen laag voor laag gezocht heeft naar de uiteindelijke vormen. Ik geloof dat in die zoektocht de betekenis schuilt van wat ik zie. Niet de herkenbare voorstelling of een bepaalde boodschap zijn leidend, maar eerder wat de verf doet. De mate waarop het acryl glanst, de verfstreek buigt of de kleuren op elkaar reageren. Die onderdelen van het schilderij zijn leidend voor mij als kijker, maar ook voor Van Oene tijdens het maken.
Op haar atelier werkt ze gelijktijdig aan verschillende werken. Na het zorgvuldig bepalen van de juiste kleur wordt deze meestal in één kalligrafisch gebaar op het doek gezet, de lijndikte wordt bepaald door de breedte van de kwast. Zodra de streek op het doek staat, neemt ze weer afstand om te kijken.
Wat doet die lijn en welke stap heeft het doek hierna nodig? Wat doen de kleuren als ze met elkaar in aanraking komen? De schilderijen krijgen zo om de beurt een toevoeging. Door deze manier van werken zit Van Oene altijd diep in het moment van maken en staat open voor wat zich in dat proces voordoet. Ze houdt de controle niet geheel bij zichzelf, maar geeft ruimte aan associatieve en intuïtieve ingrepen. Zo komt ze uiteindelijk uit bij nieuwe vormen die ze voorafgaand niet had kunnen bedenken.
Als ik kijk naar die nieuwe vormen, kunnen ze vaak gelijktijdig ook iets anders zijn. Op een groot blauw doek, zie ik in het midden een helder, wit vlak. De lijnen eromheen doen denken aan koraal, maar ook aan de zachte, witte blaadjes van een orchidee. Dit moment tussen het wel of niet kunnen duiden van de voorstelling is belangrijk. Wij hebben de neiging herkenbare elementen vaak direct vast te pinnen op betekenis, dat wat we zien, willen we plaatsen. Maar als ik de geschilderde vormen op Van Oenes doeken zie, herken ik in de verte bijvoorbeeld wel een blad, een schelp of een tentakel, maar precies lijken doen ze niet. Ik kan de voorstellingen niet direct van betekenis voorzien terwijl ze wel herkenbaar aanvoelen. Hierdoor blijf ik kijken en word ik het doek ingezogen. In deze nieuwe serie speelt Van Oene constant dat spel; het spel tussen abstractie en de behoefte van de kijker naar een punt van herkenning.
Dit gebeurt ook op doek waar het zwart, lila, oranje en lichtblauw van rechts onderin naar de linker bovenhoek bewegen. De lijnen dansen en wisselen elkaar af, van subtiele verfijnde kwatstreken tot dikkere aanzetten. Als zeewier dat sensueel meebeweegt met de stroom van het water. De vormen en kleuren versterken elkaar binnen dit vlak. Ik kan echter niet zien bij welke laag Van Oene is gestart en met welke ze is geëindigd.
Daar zit voor mij de kern van al haar schilderijen. Ik zie dat er een beeldende zoektocht vooraf is gegaan, maar de weg die het doek heeft afgelegd kan ik niet meer ontcijferen. Dit omdat de nieuwe en onbekende vormen aanvoelen alsof ze altijd al bestaan; ze zijn vanzelfsprekend onderdeel geworden van het hier en nu.
Lieneke Hulshof
, mei 2022
Janine van Oene (1988, NL) woont en werkt in Amsterdam. In 2014 studeerde ze af aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) en van 2014 tot en met 2016 was ze resident aan De Ateliers in Amsterdam. In 2017 werd Van Oene geselecteerd voor Prospects & Concepts van het Mondriaan Fonds, en won ze de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst. Werk van Van Oene is onder andere opgenomen in de collecties van De Nederlandsche Bank, KPMG, NN collectie en de ING Art Collection.