Als galeriehouder leerde ik het werk van Riki Mijling kennen in 2015. Op dat moment had ik al verschillende grote tentoonstellingen gemaakt met werk van enkele geometrisch abstracten zoals Guy Vandenbranden, Victor Noël, Mark Verstockt, Gaston De Mey en Geneviève Claisse. Hun werk boeit mij omdat zij behoren tot de generatie die na de Tweede Wereldoorlog het constructivisme nieuw leven wilde inblazen. Hun startpunt was daar waar de eerste generatie constructivisten was gestopt: de volledige vrijheid van het denken. Zij creëerden namelijk onmiddellijk vanuit de abstractie. De figuratieve fase, waarbij bijvoorbeeld Mondriaan vanuit het beeld van een boom een stelselmatige abstractie maakte, was onnodig geworden. Vormelijke constructies van abstracte basisfiguren konden onmiddellijk worden samengebracht in composities die enkel in het brein van de individuele kunstenaar waren ontstaan. Het vertaalde zich in erg strakke doeken en tekeningen met zuivere composities die van alle schijn van materialiteit waren ontdaan.
Het werk van Riki Mijling neemt in de traditie van het constructivisme een erg vernieuwende plek in. Hoewel ook bij haar het uitgangspunt de universele taal van de vorm is, heeft haar werk een fundamenteel diepere gelaagdheid die men vaak al voelt van bij de eerste aanblik. In haar werk gebruikt Mijling de kracht van de omgeving en de waarnemer op alle mogelijke manieren. In de eerste plaats doet ze dit door de leegte deel te laten zijn van het geheel. Openingen en tussenruimtes horen bij de constructie. Daarnaast laat ze het ook toe om haar werk telkens weer anders te positioneren: horizontaal of verticaal, tegen elkaar of uit elkaar, de kunstenares laat het los. De waarnemer beslist mee over de constructie. Bij haar tweedelige sculpturen wordt die vrijheid zelfs erg ingrijpend. Sommige sculpturen kunnen op zoveel manieren worden samengesteld, dat het ongetrainde oog niet eens ziet dat het telkens om hetzelfde werk gaat. Die participatie door het publiek haalt voor een stuk het ego uit het werk. Deels gaat het dan ook over loslaten, een principe dat zich ook manifesteert in de materiaalkeuze. Haar (wand)sculpturen zijn steevast gemaakt uit blank staal dat nadien wordt geoxideerd. Sommige werken zijn gebrand en krijgen een erg levendige zwarte patine door snelle oxidatie, terwijl de roestkleurige werken ontstaan door trage inwerking van de zuurstof uit de omgeving.
Met al die elementen onderscheid de kunstenares zich sterk van de tweede generatie geometrisch abstracte kunstenaars. Omgeving, natuur en zelfs de waarnemer werken rechtstreeks in op het werk. Het werk krijgt een aardse component die het in zekere zin weer terugbrengt bij de boom van Mondriaan. De kunst van Riki Mijling integreert zich in alle plekken waar ook de mens zich beweegt en het is veranderlijk in de tijd. Het licht, de ruimte, de waarnemer en zelfs het weer hebben een even grote hand in het werk als Riki Mijling zelf.