Met trots kondigen we de eerste van een reeks duo-tentoonstellingen aan. Onder de titel see-saw-see-saw brengen Ricardo van Eyk en Evi Vingerling hun werk bij elkaar in een spectaculaire presentatie waarin de uitersten van analytische observatie en poëtische evocatie als contrapunten fungeren en het - zoals altijd - de toon is die de muziek maakt: see-saw-see-saw.
Het verschil tussen het werk van Van Eyk en dat van Vingerling is markant. Kleur en een snelle, doeltreffende hand dragen de schilderijen van Vingerling. Van Eyk ziet zichzelf als schilder, maar zijn werk meandert heen en weer tussen de dimensies, en zijn beelden worden
vooral gekleurd door de tijd en het laag over laag opbouwen, bewerken en afbreken van huid en oppervlak.
Toch, hoezeer de verschillen ook in het oog springen, er is ook een treffende overeenkomst in hun werk. Die is vooral gelegen in de rol die de observatie speelt, en de wijze waarop hun werk verbonden is met de wereld om hen heen. De eenheid in het werk van zowel Evi Vingerling als dat van Ricardo van Eyk wordt geborgd in de beelden die hen in het dagelijks leven ‘overkomen’. Ze spreken over die beelden als ‘inspiratie’. Ze spreken over hun werkproces en over de emotionele kracht van de idee.
“Evi: Hoe werkt dat lange doorwerken op iets? Is dat niet vaak arbitrair? Of is er een punt waar je de inspiratie waar het mee begon weer tegenkomt? Als ik lang doorwerk aan een werk weet ik niet meer waar ik heen wil. Ik kan niet op die manier mezelf laten verdwalen in het werk.”
Ricardo: “De dingen die mij opvallen in de publieke ruimte hebben gemeen dat ze stuk voor stuk aangetast zijn door het toeval, of dat het weer is, vandalisme of juist snelle, ‘luie’ provisorische reparaties. Ik ben het proces waaraan de dingen onderhevig zijn, in gaan zetten in het atelier om zo tot een eigen beeldtaal te komen. Ik zoek chaos en toeval op om de orde waar een werk mee aanvangt aan te tasten en inderdaad weer uit te komen waar het begon, die eerste inspiratie. De marge tussen controle en toeval is smal en zodra het werken als verdwalen gaat aanvoelen, weet ik dat het werk niet goed is. Hetzelfde geldt als het proces te zeer als ‘ontworpen’ aanvoelt. Ik vind het spannend om te zien dat
ons werk een grote sensitiviteit deelt, en dat we daar via hele andere manieren van werken op uitkomen. Voor mij is kunst ‘de realiteit het atelier in trekken, manipuleren, condenseren, vertalen in nieuwe vorm en als nieuwe realiteit weer de wereld in sturen’. Maar hoe weet je of een werk daar klaar voor is, als het ware de aanleidingen om het te maken ontstijgt? Dat is toch een beetje magie denk ik altijd. Ik zie mijn Lasso-werken (de rvs panelen) als een mooie verbeelding van die ongrijpbaarheid van een beeld. Eén toets in het atelier kan net te veel zijn en dan stort het beeld als een kaartenhuis in elkaar.”
Evi: “Jij bent dus zelf de wind in je atelier. Jij bent dus zelf het toeval! Ik herken wel iets in wat jij zegt. Maar bij mij werkt inspiratie anders. Ik las ooit over een dichter die bij haar ouders op de boerderij werkte en dan kon er plotseling een gedicht ‘tot haar komen’. Als ze dat aan voelde komen, moest ze alles laten vallen en naar binnen scheuren om het op te vangen. Bij mij gebeurt iets soortgelijks. Ik zie iets dat me opvalt, en zo’n beeld valt mij aan. Ik sta versteld want
wat ik zie is zuiver, oprecht, en nederig, maar genadeloos. Het klinkt als een cliché, maar het is extreem en gebeurt in een nano seconde. Misschien is het de kortste weg om deze ervaringen simpelweg te verbeelden, alsof de handeling niet van mij zelf is, maar het alleen om een vorm van notuleren gaat. Ik weet echter dat iedere door mij bedachte extra handeling dat oorspronkelijk beeld zou besmetten. En daar herken ik wel wat jij zegt over het proces van het maken. Eén verkeerde beweging kan het beeld uit elkaar doen vallen. Voor mij valt dan ook het idee uit elkaar. Mijn werk wordt vaak als lyrisch abstract omschreven, en daar lijkt het soms wel op, maar het voelt juist als uitermate reëel, fysiek en precies.”
De bijzondere geestverwantschap tussen Van Eyk en Vingerling blijkt alleen al uit de titel van de tentoonstelling. see-saw- see-saw is het geluid dat koolmeesjes maken, en tegelijk is de titel een speelse verwijzing naar dat wat hun werk in essentie verbindt: het idee dat de beelden voor het oprapen liggen.