De nieuwste tentoonstelling van Contour Gallery belicht drie fotografen die een diepe fascinatie hebben voor de veranderlijkheid van de natuur. Zij onderzoeken in hun werk met name hoe de mens zich tot de natuurlijke wereld verhoudt: Hoe nemen we de natuur waar en hoe ervaren we haar? Deze vraag is de essentie van het werk van Silvia de Giorgio (1992) en Tjitske Oosterholt (1991) en Sander Coers (1997)
Waar De Giorgo erop uitgaat om met fysieke natuurlijke materialen een basis te leggen voor haar kunst en deze vervolgens verwerkt in de doka, is Oosterholt voornamelijk bezig in de studio, waar ze haar beelden door middel van fotografische procedés ontwikkelt.
De Giorgo gebruikt een zelfreflectief perspectief om de verhalen die mensen met landschappen verbinden te bestuderen. Aan de hand van tekeningen, analoge fotografie en frottage wordt duidelijk hoeveel ervaringskennis zij heeft van natuurlijke omgevingen. Voor De Giorgo is het werken in de donkere kamer een tastbare manier om weer in contact te komen met de plaatsen die zij tijdens haar reizen heeft vastgelegd. De broze vergankelijkheid van landschappen wordt benadrukt door alternatieve fotografische procedés zoals het gebruik van verouderd fotopapier, lichtgevoelige emulsie en tin types. Dit geeft haar het gevoel terug te zijn in een bepaalde omgeving - de geluiden, de geuren, de regen en de kou.
Eerder maakte zij de series Liquid Landscape, waarin landschappen gezien worden als ruimtes van overgang en als locatie worden afgebeeld, en Landscape Pieces dat zich concentreert op kleine objecten die zijn verzameld op deze bezochte locaties.
Voor Oosterholt is juist het nemen van afstand essentieel. Door fotografische technieken toe te eigenen en aan te passen kan zij het vastgelegde object zijn inherente ritme van groei en verval laten ondergaan. Op deze wijze probeert zij de invloed van licht, tijd en beweging te ontrafelen en onderzoekt zij onze perceptie van wat echt is.
In de tentoongestelde serie Trying to hold on to running water zien we een verzameling Toyobo-prints, waarin het medium fotografie wordt onderzocht. Kan fotografie ingezet worden als hulpmiddel voor ‘loslaten’ in plaats van voor vasthouden aan iets dat ooit was?
In deze serie is voor het oorspronkelijke beeld hetzelfde materiaal gebruikt als voor de reproductie, namelijk water, lanoline, lijnzaadolie en pigment van verbrande botten. Door dezelfde materialen als begin- en eindpunt te gebruiken, ontstaat er een circulaire manier van werken.
In de Traces serie ontleedt Oosterholt de fysieke verschijning van de tulp, met als uitgangspunt een poging om in te gaan tegen de overtuiging dat fotografie een middel is om de werkelijkheid vast te leggen. In de afbakening van de verschillende kleuren die uit een tulp worden gehaald, probeert ze de invloed van onze perceptie op wat ‘echt’ is te onderzoeken.
In Coers zijn fotografie is de invloed van de natuur sterk aanwezig, opgeroepen door nostalgische herinneringen aan hete zomers en zwoele avonden uit zijn jeugd. Terwijl hij werkt tussen zijn atelier en op locatie, biedt hij ons een kijkje in een dromerige wereld door middel van intieme portretten en sensuele details.
Beide vrouwelijke makers zoeken actief naar interactie met het gebruikte materiaal. Hoewel de fotografische afbeelding traditioneel wordt gezien als een spoor van een vluchtig moment, proberen De Giorgo en Oosterholt vanuit de esthetiek van hun gebruikte processen ruimte te creëren voor wat zal verdwijnen.